Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:197

Zaaknummer

20-606

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwardenvan 31 augustus 2021in de zaak 20-606/AL/OVnaar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 december 2020 op de klacht van:

klager oververweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 10 maart 2020 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Het onderzoek is door de voorzitter van het Hof van Discipline opgedragen aan de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken).1.2    Op 11 augustus 2020 heeft de raad het klachtdossier met [klager/verweerder] van de deken ontvangen. 1.3    Bij beslissing van 28 december 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.1.4    Bij e-mailberichten van 28 december 2020 12.24 uur en 15.03 uur, 1 januari, 3 januari en 5 januari 2021 met bijlagen heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft deze e-mailberichten op dezelfde data ontvangen.1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 juni 2021. Klager en verweerder zijn beiden met kennisgeving niet verschenen. Klager is telefonisch bereikbaar geweest voor eventuele vragen van de raad. De raad heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennis genomen van het e-mailbericht met bijlage van klager van 20 mei 2021, het e-mailbericht met bijlage van verweerder van 21 mei 2021 en het e-mailbericht met bijlage van klager van 23 mei 2021.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet zijn in het e-mailbericht van 28 december 2020 als volgt geformuleerd:

“1) Sedert 2009 heeft Dhr. [H], wonende in België, meerdere “aangiftes” bij Politie Nederland doen opnemen, gericht op: de rechtshulp ondergetekende aan zijn v/m echtgenote.2) Op het eerste drietal zgn. “aangiftes” aldus, is de rechtbank Breda najaar 2010 gekomen tot volledige vrijspraken; in beroep volgde 2012 deels veroordeling Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.3) In het daarop medio 2012 ingestelde beroep in cassatie, kwam mr. [S] als “raadsman” in cassatieschriftuur 24 december 2013, “rauwelijks” tot: gehandeld “zonder subjectief recht”.4) Pas 22 december 2020 volgde de ontvangst proces-verbaal van de zitting raad van discipline ‘s-Hertogenbosch waarin erkenning mr. [S] van mijn sindsdien aandrang op “herziening”.5) Tuchtklacht 10 maart 2020, waarop “voorzitter-“ beslissing heden, betreft een in vervolg op de schorsing/uitsluiting mr. [S] als “raadsman” op tuchtklacht volgend “Dekenstandpunt”.6) In dit “Dekenstandpunt” -bestuurlijk handelen ECLI:NL:RVS:2014:2602 en (aldus…) te voldoen aan Awb- is schorsing/uitsluiting/tuchtklacht etc. geheel gepasseerd ten faveure mr. [S].7) De beslissing waarop verzet kent geen motivering op grond waarvan -gezien de uitspraken Hof van Discipline 6462, 6984, 160125 en 190274- dit “blind verdedigen beklaagde” toegestaan.8) Met “aangiftes” inwoner België, is het EU-recht op rechtsbijstand -adviseren van “verdachte” en uitvoeren opdrachten- in (tucht-)geding: EHRM “Aslan Ismayilov/Azerbaijan”, zaaknr. 18498/15.9) Daar “motivering” beslissing evident niet voldoend aan EHRM-criteria: schending art. 6 EVRM!”

2.2    Klager heeft in zijn e-mailberichten van 28 december 2020 15.03 uur, 1, 3 en 5 januari 2021 zijn verzetschrift nog aangevuld en nader toegelicht. 2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING 4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.4.2    De raad is van oordeel dat de door klager in zijn diverse e-mailberichten aangedragen gronden van verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 4.4    Gelet op het voorgaande, ziet de raad geen aanleiding om aan de in de e-mailberichten van klager geformuleerde verzoeken te voldoen. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en A.C.H. Jansen, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 

Griffier                                Voorzitter

Verzonden 30 augustus 2021