Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-09-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:192
Zaaknummer
21-360/AL/OV/D
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft niet, dan wel te laat voldaan aan een aantal verzoeken van de deken. Verweerder heeft daarmee de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. De raad legt aan verweerder een waarschuwing en een voorwaardelijke geld boete op en stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder stukken aan de deken ter beschikking zal stellen en zal voldoen aan het verzoek van de deken met betrekking tot zijn kantoorwebsite.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 20 september 2021
in de zaak 21-360/AL/OV/D
naar aanleiding van het dekenbezwaar van:
deken
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 19 april 2021, met bijlagen, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder.
1.2 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2021, in aanwezigheid van de deken en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van 28 juni 2021 met bijlagen en de e-mail van 29 juni 2021 van de deken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder is advocaat bij het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor]. Bij dat kantoor werken twee advocaten: mr. V. en verweerder. Mr. V. is al geruime tijd ziek waardoor de praktijk bijna geheel door verweerder wordt uitgeoefend.
2.3 Op 1 oktober 2020 is door mr. Q., in zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Orde Overijssel, en mr. M., adjunct-secretaris/stafjurist bij het bureau van de Orde van Advocaten Overijssel, een kantoorbezoek gebracht aan het kantoor van verweerder. Op 20 oktober 2020 is aan verweerder een verslag van dit kantoorbezoek verzonden.
2.4 In dat verslag is vermeld dat verweerder een aantal wijzigingen dient door te voeren. Ook staat in dat verslag dat verweerder binnen drie weken na het verzenden van het verslag een aantal (ontbrekende) bescheiden dient te verstrekken en de deken dient te informeren omtrent de stappen die zijn genomen om de wijzigingen door te voeren.
2.5 Bij brief van 19 november 2020 is aan verweerder bericht dat hij nog niet heeft gereageerd op het verslag en wordt hem verzocht dit binnen twee weken alsnog te doen. Bij brief van 16 december 2020 is verweerder nogmaals een herinnering gestuurd.
2.6 Bij brief van 16 december 2020 heeft verweerder aan de deken laten weten dat hij drukdoende is om de aandachtspunten na te lopen en in te richten conform is verzocht en heeft verweerder aangegeven dat hij het voornemen heeft om dit vóór januari 2021 af te ronden. Bij brief van 17 december 2020 heeft mr. M. dit bericht van verweerder bevestigd en heeft zij verweerder verzocht om uiterlijk vóór 4 januari 2021 te reageren. Bij brieven van 11 januari 2021 en 19 januari 2021 wordt verweerder wederom verzocht om te reageren. Bij brief 19 januari 2021 wordt verweerder verzocht om binnen twee weken te reageren en wordt hem medegedeeld dat de deken zich zal beraden op stappen wanneer de reactie binnen de gestelde termijn uitblijft.
2.7 Bij brief van 4 februari 2021 heeft verweerder aan de deken laten weten dat hij drukdoende is hem te berichten over de aandachtspunten als vermeld in het verslag van 20 oktober 2020. Omdat verweerder nog in afwachting is van informatie van derden, die hij in de loop van de daarop volgende week verwacht, heeft hij toegezegd daarna inhoudelijk te reageren.
2.8 Bij brief van 10 februari 2021 heeft verweerder op het verslag van 20 oktober 2020 gereageerd. Hierin geeft hij onder meer te kennen dat hij in overleg is met een beoogd waarnemer en verwacht een en ander binnen vier weken nadien te hebben geregeld. Eveneens zal het kantoorhandboek binnen vier weken worden gepersonaliseerd. Tevens heeft verweerder aangegeven dat hij voor begin maart 2021 een afspraak heeft gemaakt met zijn accountant over de vaststelling van de jaarrekening 2019 en heeft hij geschreven dat hij een afschrift van die jaarrekening te zullen aanleveren. Verweerder heeft met betrekking tot een klachtenregeling en het aanstellen van een klachtenfunctionaris gesteld er in de afgelopen jaren niet of nauwelijks sprake is geweest van een klacht en dat hij, wanneer er in de toekomst een klacht tegen hem binnenkomt, met de deken zal overleggen hoe verder te handelen. Verweerder heeft ten slotte in deze brief gesteld dat er problemen zijn met de website en dat wanneer deze weer in de lucht kan worden gebracht, hij de gevraagde wijzigingen zal door voeren.
2.9 Bij brief van 15 februari 2021 wordt verweerder verzocht een aantal nog ontbrekende stukken voor 10 maart 2021 na te zenden.
2.10 Bij brief van 17 maart 2021 heeft verweerder wederom aan de deken laten weten dat hij nog druk doende is alle gegevens te verzamelen, onder vermelding dat hij binnen twee weken nader zal berichten.
2.11 Na indiening van het dekenbezwaar heeft verweerder een aantal stukken aan de deken toegezonden.
2.12 Bij brief van 29 juni 2021 heeft de deken als reactie op een brief van verweerder aan verweerder geschreven dat hij de volgende stukken nog niet heeft ontvangen:
- de definitief vastgestelde jaarstukken 2019;
- een getekende waarnemingsovereenkomst;
- een vastgestelde klachtenregeling;
- de bijlagen bij het toegezonden kantoorhandboek.
3 DEKENBEZWAAR
3.1 De deken heeft aangegeven dat de kern van zijn dekenbezwaar is dat verweerder telkens niet dan wel nauwelijks inhoudelijk reageert op zijn verzoeken en hem daarmee heeft belemmerd in het uitvoeren van zijn toezichthoudende taken en zodoende in strijd handelt met gedragsregel 29 en artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht.
3.2 In het bijzonder heeft verweerder in strijd met de bepalingen in de Voda niet de jaarstukken over het jaar 2019 en een schriftelijke vervangingsovereenkomst aan de deken ter beschikking gesteld. Voorts beschikt verweerder niet over een kantoorklachtenregeling die openbaar en publiek toegankelijk is en over een volledig kantoorhandboek. En ten slotte heeft het kantoor van verweerder geen werkende website.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft bevestigd dat hij in strijd met de regelgeving de door de deken genoemde stukken niet tijdig heeft aangeleverd en heeft hij erkend dat hij niet (altijd) tijdig heeft gereageerd op de verzoeken van de deken. Verweerder heeft aangegeven dat hij wel zijn best heeft gedaan te voldoen aan de verzoeken van de deken en dat hij niet de bedoeling had de deken te dwarsbomen. Inmiddels zijn de meeste stukken aangeleverd en zullen ook de laatste stukken worden aangeleverd. Ook de website zal binnen een korte termijn worden aangepast.
5 BEOORDELING
5.1 In de Advocatenwet is aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 29 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, behoudens bijzondere gevallen.
5.2 Door verweerder is niet betwist dat hij verplicht was de door de deken verzochte informatie en stukken te verstrekken, maar verweerder is – kort gezegd – van mening dat hij daarmee nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 Blijkens de hiervoor weergegeven feiten is meermaals door of namens de deken aan verweerder verzocht stukken toe te sturen en hem van informatie te voorzien. Verweerder heeft op verschillende verzoeken niet of vrijwel niet inhoudelijk gereageerd, ook niet na meerdere rappellen. Blijkens de brief van de deken van 29 juni 2021 en het verhandelde ter zitting heeft verweerder ook nu nog niet aan alle verzoeken voldaan. Indien verweerder redenen had niet binnen de termijn te reageren, dan had het op zijn weg gelegen de deken daarover te informeren. Dat heeft verweerder niet, dan wel onvoldoende gedaan. De door de deken gestelde termijnen waren volgens de raad meer dan redelijk. Op enig moment hoeft de Deken geen genoegen meer te nemen met nader uitstel.
5.4 Door na te laten op de verzoeken te reageren en de door de deken verzochte inlichtingen te verschaffen, heeft verweerder gedragsregel 29 geschonden en daarmee de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Naar het oordeel van de raad geeft de opstelling van verweerder jegens de deken geen blijk van respect en gevoel voor de onderlinge verhoudingen en de toezichthoudende en controlerende taak van de deken. De raad acht dat tuchtrechtelijk verwijtbaar en oordeelt het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft niet, dan wel te laat voldaan aan een aantal verzoeken van de deken. Verweerder heeft daarmee de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Dat acht de raad laakbaar. In het nadeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder het laakbare van zijn handelen in onvoldoende mate lijkt in te zien.
6.2 In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat hij niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Voorts acht de raad het positief dat verweerder inmiddels aan een aantal verzoeken van de deken heeft voldaan en ter zitting heeft aangegeven dat hij ook de nog ontbrekende stukken aan de deken zal toesturen en aan het verzoek met betrekking tot zijn kantoorwebsite zal voldoen.
6.3 Rekening houdend met alle omstandigheden, acht de raad de oplegging van een waarschuwing en een voorwaardelijke geldboete passend en geboden. De raad zal daarbij als bijzondere voorwaarde opleggen dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na het onherroepelijk worden van deze beslissing de nog ontbrekende stukken aan de deken ter beschikking dient te stellen en zijn kantoorwebsite zal aanpassen overeenkomstig de door de deken genoemde regelgeving.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-360/AL/OV/D.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- legt aan verweerder de maatregel van geldboete van € 5.000 op;
- bepaalt dat de maatregel van geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder een of meer van de volgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder - voor zover dat nog niet is gebeurd - binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van deze beslissing, de hierboven onder 2.12 genoemde stukken aan de deken ter beschikking zal stellen en zal voldoen aan het verzoek van de deken met betrekking tot zijn kantoorwebsite;
- stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van 2 jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. J.J.W. Lamme, K.F. Leenhouts, G.N. Paanakker, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 september 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 20 september 2021