Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-09-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:156
Zaaknummer
20-585/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. Klacht tegen advocaat van de wederpartij is door de voorzitter terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond. Ter zake het verzoek van verweerder om voor recht te verklaren dat klager zich heeft schuldig gemaakt aan misbruik van procesrecht biedt de Advocatenwet geen wettelijke basis, zodat dit verzoek niet in behandeling kan worden genomen.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 20 september 2021
in de zaak 20-585/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 oktober 2020 op de klacht van:
Klager
tegen:
Verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Klager heeft op 3 april 2020 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij e-mail d.d. 30 juli 2020 met kenmerk nr. K20-044 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 27 oktober 2020 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 27 oktober 2020 verzonden aan klager.
1.4 Klagers gemachtigde mr. S heeft bij e-mail d.d. 25 november 2020 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 juli 2021. Daarbij waren klager, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S, en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager, de nagekomen e-mail met bijlagen van klagers gemachtigde d.d. 20 juni 2021 en de nagekomen e-mail met bijlagen van verweerder d.d. 22 juni 2021.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
Verweerder heeft de belangen van klager nodeloos geschaad doordat hij in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager:
a) onjuiste en onvolledige mededelingen heeft gedaan aan de raadsheren van het gerechtshof, de advocaat van klager en de deurwaarder;
b) in strijd met een ten overstaan van de raadsheren van het gerechtshof overeengekomen deelregeling een depotbedrag van € 27.111,32 heeft verdeeld, terwijl er geen arrest is gewezen dan wel een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan;
c) uit dit depotbedrag ten onrechte een bedrag van € 4.567,- aan de deurwaarder heeft betaald, wetende dat dit bedrag uit hoofde van een regeling niet via dit depotbedrag mag worden voldaan maar voor eigen rekening van de advocaat moet blijven;
d) in strijd met voorwetenschap uit 2015 en 2017 aanspraak heeft gemaakt op een bedrag van € 24.000,- ondanks de ontvangst van € 72.000,- of meer dat niet bij de verdeling van het sepotbedrag is betrokken.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat de klachten feitelijk niet onderbouwd zijn.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
4.3 Ter zake het verzoek van verweerder om voor recht te verklaren dat klager zich heeft schuldig gemaakt aan misbruik van procesrecht biedt de Advocatenwet geen wettelijke basis, zodat dit verzoek niet in behandeling kan worden genomen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2021.
Griffier Voorzitter