Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:146

Zaaknummer

21-648/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat van de wederpartij. Het staat een advocaat vrij om namens zijn cliënt executiemaatregelen tegen de wederpartij, waaronder beslaglegging, te nemen en om na het overlijden van zijn cliënt de belangen van de (enig) erfgenaam van zijn cliënt bij de verdere incasso van de op die erfgenaam overgegane vordering te behartigen. Geen eigen belang bij de de klacht dat de advocaat van de wederpartij belastingontduiking door Y faciliteert.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 31 augustus 2021

in de zaak 21-648/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

verweerder

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 30 juli 2021 met kenmerk K20-159, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager was verwikkeld in een geschil met X betreffende een bankoverschrijving door klager, in zijn hoedanigheid van zaakwaarnemer, van de bankrekening van X naar de bankrekening van klager. 

1.2    Klager is bij verstekvonnis van de rechtbank van 31 oktober 2018 veroordeeld tot betaling van een bedrag € 55.001,82, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, aan X. Verweerder heeft X in deze procedure bijgestaan. Verweerder heeft vervolgens in opdracht van X executiemaatregelen jegens klager getroffen. Verweerder heeft onder meer beslag doen leggen op de AOW uitkering van klager. De inhouding op de AOW uitkering verloopt via de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder.

1.3    Op 3 december 2019 is X overleden. Verweerder heeft hierna de belangen van de enig erfgenaam van X, verder te noemen Y, bij de incasso van de vordering op klager behartigd. Verweerder heeft namens Y een voorstel tot een finale regeling aan klager gedaan, welk voorstel door klager is afgewezen.

1.4    Op 1 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos geschaad.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht

2.2    Verweerder heeft X een verklaring laten ondertekenen waardoor de inhouding op de AOW van klager wordt overgeboekt naar de derdengeldrekening van verweerder. Na het overlijden van X gaat de inhouding op de AOW uitkering van klager door. De vordering is niet als deel van de erfenis aan de Belastingdienst opgegeven. De vordering is door het overlijden van X vervallen. De inhoudingen na het overlijden van X dienen aan klager te worden gerestitueerd.

2.3    Verweerder heeft namens Y een overeenkomst met klager willen sluiten om te voorkomen dat de koper van de woning zou worden geïnformeerd over verborgen gebreken van de woning en de fiscus zou worden geattendeerd op de door verweerder gefaciliteerde belastingontduiking door Y.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Vast staat dat sprake was van een civielrechtelijk geschil tussen klager en de (voormalige) cliënt van verweerder. Verweerder heeft hierin de belangen van de wederpartij van klager behartigd. Een advocaat geniet daarbij een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    Uit de overgelegde stukken volgt niet dat verweerder de grens die hem als advocaat van de wederpartij vrijstond heeft overschreden. Het stond hem vrij om namens zijn cliënt executiemaatregelen tegen klager, waaronder beslaglegging, te nemen. Het stond hem na het overlijden van zijn cliënt voorts vrij de belangen van de (enig) erfgenaam van zijn cliënt bij de verdere incasso van de op die erfgenaam overgegane vordering te behartigen en namens die erfgenaam, om hem moverende redenen, een finaal voorstel aan klager te doen. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is uit de overgelegde stukken niet gebleken. Voor zover klager zich op het standpunt stelt dat de vordering op hem door het overlijden van X is vervallen en de inhoudingen op zijn AOW-uitkering daardoor ten onrechte zijn, dient hij zich tot de civiele rechter te wenden. Het is vervolgens aan de civiele rechter om hierover een oordeel te geven.

4.3    Ten aanzien van het verwijt van klager dat verweerder  belastingontduiking door Y faciliteert wordt het volgende overwogen. Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Nu is gesteld noch gebleken dat klager door genoemd handelen in zijn belang wordt getroffen, komt  hem geen klachtrecht toe.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren voorzover klager erover klaagt dat de vordering van Y op klager niet in zijn geheel aan de fiscus is opgegeven en zal de voorzitter de klacht voor het overige kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voorzover klager erover klaagt dat de vordering van Y op klager niet in zijn geheel aan de fiscus is opgegeven, kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op         31 augustus 2021.

 

Griffier                             Voorzitter