Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:153

Zaaknummer

20-366/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzet. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 23 augustus 2021

in de zaak 20-366/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 juni 2020 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Klager heeft op 15 oktober 2019 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij e-mail d.d. 19 mei 2020 met kenmerk nr. K19-107 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3    Bij beslissing van 29 juni 2020 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 30 juni 2020 verzonden aan klager.

1.4    Klager heeft bij brief d.d. 28 juli 2020, door de raad ontvangen op 29 juli 2020, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 juni 2021. Daarbij waren klager en verweerster, bijgestaan door mr. G, aanwezig. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

 

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

1.         Verweerster heeft bewust de toevoegingsaanvraag laten mislukken door geen bijlagen mee te sturen.

2.         Verweerster heeft de belangen van klager niet naar behoren behartigd.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

1.    Er is geen sprake van overschrijding van de termijn voor het     indienen van de klacht, aangezien klager pas op 11 april 2017, door toezending door de Raad voor Rechtsbijstand van de betreffende stukken op 11 april 2017, ermee bekend is geworden dat verweerster zich niet aan artikel 4:2 Algemene wet bestuursrecht en aan de instructie in de toevoegingsaanvraag heeft gehouden doordat zij geen bijlagen en daarmee niet de gegevens en bescheiden heeft meegestuurd die voor de beslissing op de toevoegingsaanvraag nodig waren en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kon krijgen.

2.    De voorzitter heeft in zijn beslissing niet meegewogen dat klager tegenover verweerster in een ongelijke positie verkeert en dat klager door het nalatig handelen van verweerster nog meer problemen, schade en rechtszaken erbij heeft gekregen.

    

4 BEOORDELING 

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2    De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2021.

 

Griffier                                    Voorzitter