Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:170

Zaaknummer

210151

Inhoudsindicatie

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep in voorzittersbeslissing. De gronden van verzet, die zien op klagers gezondheid, blijven voor zijn risico. Verzet ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 3 september 2021

in de zaak 210151

naar aanleiding van het verzet van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 12 april 2021 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) (zaaknummer: 20-839/DB/LI). In deze beslissing is de klacht van klager gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ontvankelijk verklaard. De ontvankelijk verklaarde onderdelen zijn door de raad gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verweerder is daarnaast veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en de proceskosten.

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:69 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Klager heeft de griffie van het hof per e-mail van 8 mei 2021 bericht beroep in te willen stellen tegen de beslissing van de raad. De griffie van het hof heeft klager per e-mail van 10 mei 2021 bericht dat de gronden van beroep binnen de beroepstermijn ingediend moeten worden. Per e-mail van 20 en 21 mei 2021 heeft klager zijn beroepsgronden ingediend en aangegeven dat hij niet eerder in staat was die in te dienen omdat hij dakloos is en geen internet heeft.

2.2    Bij beslissing van 4 juni 2021 heeft de voorzitter van het hof het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk verklaard (zaaknummer: 210151). De beslissing van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2021:127. De voorzitter van het hof heeft op 18 juni 2021 een herstelbeslissing gewezen, omdat hij in de kop van zijn beslissing per abuis zaaknummer 210150 had vermeld. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2021:108.

2.3    Het verzetschrift van klager tegen de voorzittersbeslissing van het hof is op 8 juni 2021 per e-mail ontvangen door de griffie van het hof.

2.4    Het verweerschrift van verweerder is op 5 juli 2021 per e-mail ontvangen door de griffie.

2.5    Bij bericht van 6 juli 2021 heeft klager inhoudelijk gereageerd op het verweerschrift van verweerder.

2.6    Op 22 juli 2021 zijn partijen bericht dat het hof voornemens is de zaak op stukken in raadkamer te beoordelen en geen aanleiding ziet voor een mondelinge behandeling. Daarbij zijn partijen in de gelegenheid gesteld binnen een week te reageren en eventuele nadere stukken in te dienen.

2.7    Klager heeft in twee e-mailberichten van 26 juli 2021 (9.34 uur en 10.07 uur) een nadere toelichting gegeven op zijn verzet.

2.8    Het hof heeft het verzet behandeld op basis van de stukken in raadkamer.

 

3    BEOORDELING

de voorzittersbeslissing en het verzet

3.1    De voorzitter heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 56a Advocatenwet, omdat de beroepsgronden van klager op 20 en 21 mei 2021 pas zijn ontvangen terwijl het beroep (met gronden) tegen de raadsbeslissing kon worden ingesteld tot en met 12 mei 2021. Het beroep is daarom te laat ingesteld. De redenen die klager voor de termijnoverschrijding heeft aangevoerd, komen voor zijn risico en kunnen verweerder niet worden tegengeworpen.

3.2    Klager heeft verzet ingesteld tegen deze beslissing van de voorzitter en heeft dit als volgt onderbouwd.

“sedert 29/4/2021 ben ik officieel dakloos. Natuurlijk gaat hieraan een moeilijk traject vooraf. Enkel diegene die dit meemaakt weet welke traumatische impact dit heeft. Zeker voor iemand als ik die lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis. Daarbij was ik verstoken van enig Internet. Vanzelfsprekend dat het instellen tegen een beslissing op dat moment geen prioriteit kan hebben. Dit is een bijzondere omstandigheid om de overschrijding van de beroepstermijn toe te staan.”

verweer en repliek

3.3    Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzet van klager, Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzet van klager, dat ertoe strekt het verzet ongegrond te verklaren. Verweerder heeft betoogd dat de overschrijding van de beroepstermijn niet verschoonbaar is.

3.4    Klager heeft in zijn repliek aangegeven dat hij vanwege zijn dakloze bestaan en psychische aandoeningen (hij lijdt aan een depressie en is gediagnostiseerd met PTSS) andere prioriteiten heeft. Volgens hem is sprake van “groot onrecht” als het hof hem houdt aan de beroepstermijn. Klager verzoekt het hof zich te richten op het handelen van verweerder en voorbij te gaan aan de discussie rondom de termijnoverschrijding.

overwegingen hof

3.5    Het hof stelt voorop dat het de moeilijke situatie van klager en de bijzondere, belemmerende omstandigheden in dit verband serieus neemt. Daar tegenover staat dat de beroepstermijn een wettelijke termijn is, met de bedoeling rechtszekerheid te scheppen voor de betrokken partijen. Meer concreet betekent dit dat de wederpartij erop moet kunnen vertrouwen dat na het verstrijken van de beroepstermijn de beslissing van de raad onherroepelijk is geworden. In die context is de beslissing van de voorzitter gewezen.

3.6    Het hof overweegt dat de voorzitter in zijn beslissing de juiste wettelijke grondslag heeft toegepast en zijn oordeel heeft gebaseerd op de relevante feiten op dit punt. Het hof oordeelt dat de voorzitter op goede gronden zijn beslissing heeft gewezen. De beroepstermijn is door klager overschreden en de door klager aangevoerde omstandigheden vormen geen rechtvaardiging voor de overschrijding van de beroepstermijn.  Hetgeen klager in verzet nog heeft aangevoerd, doet aan dat oordeel niet af.

3.7    Het verzet van klager wordt ongegrond verklaard.

 

4    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1    verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 4 juni 2021 (zaaknummer 210151) ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2021.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op  3 september 2021.