Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:170

Zaaknummer

20-716

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Diverse klachten over de dienstverlening van verweerster. Verweerster heeft klagers onvoldoende geïnformeerd over de te volgen strategie en de kansen en de risico’s in de zaak. Ook heeft zij in een van de zaken geen opdrachtbevestiging gestuurd. Verweerster heeft daarmee gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid en de gedragsregels. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is.  

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 28 juni 2021

in de zaak 20-716/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

klaagster

tezamen ook: klagers

gemachtigde: mr. H.

over

verweerster

gemachtigde: mr. B.

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 26 november 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 15 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019KNN158/1041294 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 april 2021. Daarbij waren de gemachtigde van klagers en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 40. Ook heeft de raad kennisgenomen van een e-mail met bijlage van verweerster van 26 maart 2021.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    In de zaak tegen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsverkeer over de weg heeft verweerster klagers vanaf 4 maart 2019 bijgestaan.

2.3    Verweerster heeft klagers ook in andere procedures bijgestaan.

2.4    In de zaak van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsverkeer over de weg tegen onder meer klagers heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel op 2 juli 2019 vonnis gewezen.

2.5    Op 15 juli 2019 heeft verweerster aan klagers laten weten dat zij hen niet meer zal bijstaan vanwege een door klager 1. en zijn partner gedane bedreiging van verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    fouten maakte, klagers daarvan niet onverwijld in kennis stelde en geen, slecht en/of te laat verweer voerde in de diverse procedures en door klagers aangeleverd bewijsmateriaal niet gebruikte;

b)    aan klagers geen concepten van processtukken voorlegde;

c)    stukken te laat indiende bij de rechtbank;

d)    telkens 'last minute' met een ten onrechte opgevoerde nieuwe reden zoals het beweerdelijke overlijden van een familielid of beweerdelijk plotseling optredende rugpijn, afspraken niet nakwam en/of probeerde onder zittingen uit te komen en zonder overleg met klagers anderen de zitting liet doen;

e)    klagers niet van advies voorzag en voor drie van de zes zaken niet eens opdrachtbevestigingen stuurde;

f)    excessief declareerde;

g)    niet reageerde op klachten van klagers.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Klachtonderdelen a) en c)

4.2    De zaak van klagers tegen het Pensioenfonds liep al toen zij er bij betrokken raakte. Klagers hebben niet de juiste en volledige informatie aan de deskundige geleverd. De melding betalingsonmacht is op onjuiste wijze door klagers gedaan en voordat verweerster hen is gaan bijstaan. Het is niet aan verweerster te wijten dat deze zaak is verloren. De rechter heeft inderdaad overwogen dat enkele producties te laat zijn overgelegd maar dit kwam omdat zij die stukken ook veel te laat van klagers had gekregen.

Klachtonderdeel b)

4.3    In alle dossiers is tijdig verweer gevoerd en zij heeft de concepten van tevoren aan klagers toegestuurd.

Klachtonderdeel d)

4.4    Uit de e-mail van 27 februari 2019 van verweerster aan klager 1. blijkt dat de inschakeling van mr. K. met hem is besproken. Ter zake van het inschakelen van mr. O. ontbreekt zo'n vastlegging, maar dat is wel degelijk met instemming van klagers gebeurd. In de betreffende procedure is alle communicatie rechtstreeks tussen klagers en Mr O. verlopen, zodat klagers ruimschoots in de gelegenheid zijn geweest om daartegen bezwaar te maken. Als zij dat niet doen, kan dat als een stilzwijgende instemming worden gezien. De klacht dat afspraken te laat werden afgezegd met smoesjes is ten onrechte. Alle redenen die zij heeft opgegeven om een afspraak af te zeggen of een collega een zitting te laten doen, waren oprecht.

Klachtonderdeel e)

4.5    Verweerster heeft klagers voldoende geadviseerd. Het is onduidelijk in welke zaak of zaken klagers vinden dat zij onvoldoende advies zouden hebben gekregen.

Klachtonderdeel f)

4.6    Er is niet excessief gedeclareerd. De gehanteerde uurtarieven zijn conform afspraak. Verweerster heeft van alle declaraties de urenspecificaties overgelegd en een toelichting gegeven over de zaak waarvoor de declaraties zijn gestuurd.

Klachtonderdeel g)

4.7    Er is altijd gereageerd op de klachten van klagers.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad hanteert hierbij als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).

Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

Klachtonderdelen a) en c)

5.2    Klagers verwijten verweerster - kort gezegd - dat zij fouten maakte, slecht verweer voerde klagers aangeleverd bewijsmateriaal niet gebruikte en stukken te laat indiende bij de rechtbank.

5.3    Verweerster heeft deze verwijten gemotiveerd en onderbouwd met bescheiden betwist. Gelet op de beperkte onderbouwing van dit klachtonderdeel en de betwisting daarvan door verweerster, is de juistheid van deze verwijten en daarmee de gegrondheid van deze klachtonderdelen onvoldoende vast komen te staan. Dat leidt ertoe dat de raad deze klachtonderdelen ongegrond zal verklaren.

Klachtonderdeel b)

5.4    De raad overweegt dat uit de zich in het dossier bevindende correspondentie tussen klagers en verweerster blijkt dat verweerster een enkele keer een concept laat en pas na verzoek daartoe van een van de klagers aan klagers heeft gezonden. Dat is slordig en onzorgvuldig van verweerster, maar van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is daarmee nog geen sprake. Niet is vast komen te staan dat verweerster niet met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel d)

5.5    Klagers verwijten verweerster dat zij telkens 'last minute' met een ten onrechte opgevoerde nieuwe reden zoals het overlijden van een familielid of plotseling optredende rugpijn afspraken niet nakwam en/of probeerde onder zittingen uit te komen. Hoewel de raad constateert de verweerster tijdiger had kunnen communiceren, is ook de juistheid van dit verwijt van klager tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet komen vast te staan.

5.6    Met betrekking tot het verwijt dat verweerster zich zonder overleg op de zitting heeft laten vervangen door een collega, stelt de raad vast dat de communicatie hierover van verweerster naar klagers toe tijdiger en duidelijker had gekund. Uit de e-mail van 27 februari 2019 van verweerster aan klager blijkt echter dat de inschakeling van mr. K. wel is besproken met klager 1. Ter zake van het inschakelen van Mr. O. ontbreekt zo'n vastlegging, maar in de betreffende procedure verliep alle communicatie rechtstreeks tussen klagers en Mr. O., zodat klagers in de gelegenheid zijn geweest om daartegen bezwaar te maken. Dat is niet gebeurd. Gelet hierop is de raad van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 

Klachtonderdeel e)

5.7    Klagers verwijten verweerster dat zij hen niet van advies voorzag en voor drie van de zes zaken geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd.

5.8    Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat klagers voldoende door verweerster zijn geïnformeerd over de te volgen strategie, almede de kansen en de risico’s in de zaak. Van een advocaat mag worden verwacht dat zij ter voorkoming van een misverstand, onzekerheid of geschil haar advies ten aanzien van de proceskansen en kostenrisico’s schriftelijk vastlegt. Omdat verweerster heeft nagelaten de inschatting van de kansen en risico’s schriftelijk vast te leggen, kan de raad niet vaststellen of en in hoeverre verweerster klagers hierover voldoende heeft geïnformeerd, wat voor risico van verweerster komt.  Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Voorts is uit het dossier gebleken dat verweerster in een van de zaken geen  opdrachtbevestiging aan klagers heeft gestuurd. Verweerster heeft daarmee in strijd met artikel 7.5 Voda en regel 17 Gedragsregels 2018 gehandeld. Gelet op het bovenstaande zal de raad dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel f)

5.9    Klagers verwijten verweerster dat zij excessief heeft gedeclareerd. Of een declaratie als excessief moet worden aangemerkt, hangt af van alle omstandigheden van het geval. De raad overweegt dat verweerster van alle declaraties de urenspecificaties heeft overgelegd en een toelichting heeft gegeven over de zaak waarvoor de declaraties zijn gestuurd. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de aan klager in rekening gebrachte tijd buitensporig zou zijn, zijn niet gebleken. De raad zal daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel g)

5.10    Klager verwijten verweerster dat zij niet of niet adequaat heeft gereageerd op hun klachten en hebben daarbij verwezen naar een e-mail van 15 maart 2019. Uit het dossier is gebleken dat verweerster wel degelijk op deze e-mail en andere klachten van klagers heeft gereageerd. Dat deze reacties wellicht niet altijd naar wens van klagers waren, maakt deze nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerster heeft klagers onvoldoende geïnformeerd over de te volgen strategie en de kansen en de risico’s in de zaak. Ook heeft zij in een van de zaken geen opdrachtbevestiging gestuurd. Verweerster heeft daarmee gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid en de gedragsregels. Deze gedragingen zijn laakbaar en brengen met zich mee dat verweerster niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad rekent het verweerster aan dat zij het verwijtbare van haar handelen niet lijkt in te zien. Voorts houdt de raad rekening met verweersters tuchtrechtelijke verleden. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is. 

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klagers geven  binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klagers,

b)    € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 20-716/AL/NN.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel e) gegrond;

-    verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van €  50,- aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen, E.H. de Vries, Y.M. Nijhuis, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door

mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.

 

Griffier                                                  Voorzitter

 

Verzonden d.d. 28 juni 2021