Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:173

Zaaknummer

20-741

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klager staat als gemachtigde twee personen bij in een klachtprocedure tegen verweerster. Klager klaagt er over dat verweerster kantoor houdt op meerdere locaties De raad is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verweerster in meerdere arrondissementen en op meerdere locaties kantoor houdt. Met klager is de raad wel van oordeel dat de door hem aangehaalde tekst op de website van verweerster voor verwarring zou kunnen zorgen. De raad is echter van oordeel dat deze onduidelijkheid op haar website – mede gelet op het feit dat klager hierdoor geen enkel nadeel heeft ondervonden - te gering van betekenis en van onvoldoende gewicht om daaraan enige tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. Klachtonderdeel ongegrond. Ook twee andere klachtonderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 28 juni 2021

in de zaak 20-741/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerster

gemachtigde: mr. B.

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 30 april 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 6 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020KNN065/1145358 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 april 2021. Daarbij waren klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerster heeft de heer D. en mevrouw B. bijgestaan. Die samenwerking is verbroken. Verweerster heeft op 19 juli 2019 tegen beiden aangifte gedaan ter zake van bedreiging. De heer D. heeft (nadien) een klacht tegen verweerster ingediend en wordt in die klachtzaak bijgestaan door klager.

2.3    In een brief aan de deken van 23 mei 2020 heeft verweerster het volgende geschreven:

"Ik wil hier aan toevoegen dat de toon en wijze van bejegening door [klager] respectloos is hetwelk door mij niet op prijs wordt gesteld en zelfs als bedreigend wordt ervaren. Dit in het verlengde van de bedreigingen die D. en B. op 9 juli 2019 jegens mij hebben geuit. Ook hiervoor graag uw aandacht."

2.4    In haar brief van 11 juni 2020 in de onderhavige klachtprocedure heeft verweerster het volgende geschreven:

De toon die [klager] in zijn brieven aanslaat is zwaar suggestief en verwijtend van aard. De wijze waarop [klager] telefonisch communiceert is door mijn secretaresses als beangstigend en intimiderend ervaren.

2.5    Op de website van Haarsma Advocaten stond het volgende:

“Haarsma Advocaten

 

Locatie Amsterdam

 

Haarsma Advocaten heeft haar werkgebied ook in Amsterdam

 

[verweerster] is tevens (register)mediator en als zodanig verboden aan de rechtbank Amsterdam”

2.6    Bij beslissing van 15 februari 2021 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden de heer D. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk ter zake van onder meer het medeplegen van zware mishandeling van een deurwaarder en het medeplegen van het bedreigen van verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    kantoor houdt op meerdere locaties, verdeeld over twee arrondissementen;

b)    klager opzettelijk onnodig grievend heeft bejegend. Als toelichting heeft klager verwezen naar de hierboven onder 2.3 opgenomen passage uit de brief van verweerster aan de deken van 23 mei 2020;

c)    ten onrechte beweert dat klager haar secretaresse heeft beangstigd en geïntimideerd. Als toelichting heeft klager verwezen naar de hierboven onder 2.4 opgenomen passage uit de brief van verweerster van 11 juni 2020.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

4.2    Verweerster houdt geen kantoor op twee locaties. Zij houdt uitsluitend kantoor in Paterswolde, hoewel zij inderdaad ook als register-mediator verbonden is aan de rechtbank Amsterdam. Haar kantoorgenoot mr. De B. houdt kantoor in Amsterdam.

4.3    Klager slaat een verwijtende toon aan in zijn communicatie die verweerster evenals haar secretaresse als beangstigend en intimiderend ervaren. Dat komt ook doordat de bedreigingen die zijn cliënten D. en B. op 9 juli 2019 hadden gedaan, een grote impact hebben gehad op verweerster en een zodanig gevoel van onveiligheid hebben veroorzaakt dat zij lange tijd niet 's avonds op kantoor heeft durven te werken. De werkelijkheid rechtvaardigt alleszins de woorden die verweerster op 23 april 2020 heeft gekozen. De secretaresse die klager een aantal keren aan de lijn heeft gehad en voelde zich wel degelijk geïntimideerd.

 

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1    Artikel 12 Advocatenwet bepaalt dat advocaten slecht in één arrondissement op één locatie kantoor mogen houden. Verweerster heeft aangevoerd dat zij enkel kantoor houdt in Paterswolde. H. Advocaten heeft een nevenvestiging in Amsterdam en de aan het kantoor van H. Advocaten verboden advocaat houdt daar kantoor, aldus verweerster. De raad volgt klager niet dat op grond van de website van verweerster vast is komen te staan dat verweerster in meerdere arrondissementen en op meerdere locaties kantoor houdt. Met klager is de raad wel van oordeel dat de door hem aangehaalde tekst op de website van verweerster voor verwarring zou kunnen zorgen. Immers, op de website staat dat H. advocaten ook een vestiging heeft in Amsterdam en daarbij is vermeld dat verweerster als mediator verbonden is aan de rechtbank Amsterdam. De raad is echter van oordeel dat deze onduidelijkheid op haar website – mede gelet op het feit dat klager hierdoor geen enkel nadeel heeft ondervonden - te gering van betekenis en van onvoldoende gewicht om daaraan enige tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

De raad is van oordeel dat de wijze waarop verweerster zich in haar brief aan de deken heeft uitgelaten niet onnodig grievend is. Het stond verweerster vrij om deze woorden te gebruiken. Verweerster heeft uitgelegd dat zij enkel haar gevoelens ("als bedreigend ervaren") heeft benoemd in het licht van de omstandigheid dat de klanten van klager zeer bedreigend tegen haar hebben opgetreden. Dat verweerster hiermee heeft willen insinueren dat klager op enigerlei wijze betrokken was bij de door zijn cliënten gepleegde bedreiging, is niet gebleken. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel c)

5.2    Verweerster heeft in onderhavige klachtprocedure aan de deken geschreven dat haar secretaresse tegen haar heeft gezegd dat zij zich door klager geïntimideerd voelde. In een brief heeft deze secretaresse bevestigd dat klager in telefoongesprekken dwingend overkwam en dat het intimiderend voelde. Klager heeft betoogd dat hij verweersters secretaresse nooit op intimiderende wijze heeft benaderd.

5.3    Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel hoeft de raad niet vast te stellen of de stelling dat de secretaresse zich door klager geïntimideerd heeft gevoeld, juist is. Gebleken is dat verweerster dit van haar secretaresse heeft gehoord en dat vervolgens in de onderhavige klachtprocedure als verweer tegen een ander klachtonderdeel naar voren heeft gebracht. Het stond verweerster vrij om dat te doen. Gesteld noch gebleken is dat verweerster wist dat deze stelling onjuist zou zijn. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Ter zitting heeft klager verzocht om de secretaresse als getuige te horen. Klager betwist dat hij intimiderend is geweest en hij wenst haar vragen te stellen over hun telefoongesprekken. Gelet op de bovenstaande overweging wijst de raad dit verzoek af.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond;

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen, E.H. de Vries, Y.M. Nijhuis, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door

mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.

 

Griffier                                                                    Voorzitter

 

Verzonden d.d. 28 juni 2021