Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-08-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:158
Zaaknummer
20-311
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Verzet ongegrond. De gedragsregels met betrekking tot communicatie en deskundigheid, evenals de kernwaarden zoals opgenomen in art. 10a Advocatenwet zijn door de voorzitter bij de beoordeling betrokken.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 augustus 2021
in de zaak 20-311AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 september 2020 op de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. Van der H.
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 december 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 18/181 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 september 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 7 september 2020 verzonden aan partijen.
1.4 Op 5 oktober 2020 is namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 7 oktober 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 10 mei 2021. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door mr. Van der H. en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen.
2 VERZET
2.1 In het verzetschrift is de klacht namens klaagster nog eens toegelicht. Ter zitting zijn als verzetgronden genoemd dat er door de voorzitter onvoldoende getoetst is aan de art. 10a en 46 van de Advocatenwet en aan de gedragsregels voor advocaten.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 De gedragsregels met betrekking tot communicatie en deskundigheid, evenals de kernwaarden zoals opgenomen in art. 10a Advocatenwet zijn door de voorzitter bij de beoordeling betrokken.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 2 augustus 2021