Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-08-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2021:157
Zaaknummer
21-110/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 augustus 2021 in de zaak 21-110/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 mei 2021 op de klacht van:
klaagster
vertegenwoordigd door: [dhr. R]
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 september 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/03 edl/gh van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 mei 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 6 mei 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 14 juni 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 14 juni 2021 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de (video)zitting van de raad van 9 augustus 2021. Daarbij was de vertegenwoordiger van klaagster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails van klaagster van 21 juni 2021 en 5 augustus 2021. Van deze laatste e-mail heeft verweerder geen kennis genomen, maar de raad is van oordeel dat hij daardoor niet in zijn belangen is geschaad.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet heeft klager uiteengezet in zijn verzetschrift.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet dient verzet tegen een voorzittersbeslissing binnen 30 dagen na de dag van verzending schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan. De raad stelt vast dat het verzetschrift buiten de hiervoor genoemde verzettermijn is ontvangen. Klaagster heeft daarom niet tijdig een verzetschrift ingediend.
4.2 In de e-mail van 21 juni 2021 schrijft klaagster dat het verzet niet verzonden of aangekomen bleek te zijn, terwijl het wel binnen 30 dagen verzonden was. De raad is van oordeel dat deze verklaring van klaagster geen verschoonbare termijnoverschrijding oplevert. Klaagster heeft haar stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Daar komt bij dat het verzet is ingesteld met een e-mail van 14 juni 2021 op welke e-mail bij het onderschrift staat vermeld “Heden 14-06-2021”. Dit duidt erop dat het verzet pas op die datum is ingesteld. Hetgeen klaagster overigens heeft aangevoerd, leidt evenmin tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Dat het verzetschrift te laat is ingediend, komt daardoor voor rekening van klaagster.
4.3 Klaagster is dan ook niet-ontvankelijk in haar verzet.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het verzet.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2021.