Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:141

Zaaknummer

210086

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing. Klaagster heeft haar beroepschrift niet binnen 30 dagen ingediend. Het Hof is van oordeel dat de redenen die klaagster hiervoor heeft aangevoerd geen rechtvaardiging vormen voor de termijnoverschrijding. Verzet ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 23 augustus 2021

in de zaak 210086

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

 

1        DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1         De voorzitter verwijst naar de beslissing van 25 januari 2021 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) (zaaknummer: 20-537/DB/ZWB). In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.

1.2        Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:16 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2        DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1        De griffie van het hof heeft vier e-mailberichten van klaagster ontvangen op 16 maart 2021, waarmee klaagster beroep instelt tegen de beslissing van de raad. Daarbij heeft klaagster in haar e-mailberichten haar ongenoegen over de procedurele gang van zaken bij de raad naar voren gebracht.

2.2        De voorzitter van het Hof van Discipline (verder: de voorzitter) heeft bij beslissing van 9 april 2021 het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van deze beslissing is op dezelfde datum aan partijen toegezonden. De beslissing van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2002:1.

2.3        Het verzetschrift van klaagster tegen de voorzittersbeslissing van het hof is op 22 april 2021 per post ontvangen door de griffie.

2.4        Het verweerschrift van verweerder is op 14 mei 2021 per post ontvangen door de griffie.

2.5        Het hof heeft het verzet behandeld op basis van de stukken in raadkamer. Hierbij heeft het hof tevens acht geslagen op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak door de raad.

 

3        BEOORDELING

3.1        Naar aanleiding van het hoger beroep heeft de voorzitter van het hof overwogen dat klaagster uiterlijk op 24 februari 2021 hoger beroep kon instellen van de beslissing van de raad van 25 januari 2021, aangezien de beslissing van de raad op 25 januari 2021 per aangetekende mail aan klaagsters zoon is toegezonden (conform klaagsters verzoek zoals vermeld in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de raad). Aangezien het hoger beroepschrift van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van deze termijn, oordeelde de voorzitter het beroep niet-ontvankelijk.

3.2        Het hof is van oordeel dat de voorzitter van het hof dit terecht heeft overwogen in zijn beslissing van 9 april 2021, nu artikel 56, eerste lid van de Advocatenwet bepaalt dat hoger beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad. Beslissend voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend, is immers of het beroepschrift binnen 30 dagen na die verzending is ontvangen door de griffie van het hof, wat niet het geval is geweest. Dit zou slechts anders zijn als het hof zou oordelen dat klaagster terecht een beroep op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding heeft gedaan.

3.3        Klaagster heeft in haar verzetschrift aangevoerd dat zij het in het proces-verbaal vermelde verzoek niet heeft gedaan, en dat zij ook geen reden had om een dergelijk verzoek te doen aan de raad, aangezien alle communicatie tot op dat moment via haar verliep en haar zoon zwaar autistisch is. Omdat zij ervan uit ging dat de beslissing waarschijnlijk vertraagd was vanwege corona-gerelateerde omstandigheden, heeft zij enige tijd gewacht met informeren bij de griffie van de raad waar de beslissing bleef.

3.4        Het hof is van oordeel dat de redenen die klaagster heeft aangevoerd geen rechtvaardiging vormen voor de termijnoverschrijding. Uit het proces-verbaal volgt onmiskenbaar dat de beslissing op klaagsters eigen verzoek per e-mail naar haar zoon is verstuurd. Ook het niet tijdig informeren door klaagster naar de beslissing, na de eerder gecommuniceerde uitspraakdatum van 25 januari 2021, ligt in klaagsters eigen risicosfeer.

3.5        Het verzet tegen de voorzittersbeslissing is derhalve ongegrond en het hof zal de voorzittersbeslissing in stand laten.

 

4        BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1        verklaart het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 9 april 2021 ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2021.

griffier        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 23 augustus 2021.