Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-06-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:160
Zaaknummer
20-437
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 juni 2021
in de zaak 20-437/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 september 2020 op de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 september 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 12 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1004514 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 21 september 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 21 september 2020 verzonden aan partijen.
1.4 Op 28 september 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift diezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 april 2021. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) verweerster heeft de kwestie van klager onvoldoende deskundig behandeld en niet serieus genomen, omdat zij juridisch niet goed op de hoogte was, relevante stukken voor de rechtbank heeft achtergehouden en op de zitting de standpunten van klager onvoldoende naar voren gebracht;
b) verweerster heeft nooit voorgesteld om een schikking te beproeven;
c) verweerster was moeilijk bereikbaar;
d) verweerster heeft een dubbele rol in de kwestie van klager gespeeld omdat ze klager wilde laten onderhandelen met de klager van zijn ex-vrouw, terwijl verweerster diezelfde zwager met een witwaspraktijk als advocaat heeft bijgestaan;
e) verweerster heeft klager daarbij als melkkoe gebruikt, zodat zij, gezien haar nalatigheid richting klager, de helft van het geld aan hem moet terugbetalen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij of zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts, Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 7 juni 2021