Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:160

Zaaknummer

21-605/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij klagers zaak aan te nemen en klager een eigen bijdrage te laten betalen, alvorens hij overging tot het bestuderen van de stukken en het (negatief) adviseren van klager.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 augustus 2021 in de zaak 21-605/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 12 juli 2021 met kenmerk K057 2021 ar/ak, door de raad ontvangen op 12 juli 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 5 (procedureel).

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft zich in januari 2021 tot verweerder gewend in verband met een aansprakelijkheidskwestie tegen mr. B. Verweerder heeft de opdracht op 7 januari 2021 bevestigd. In de opdrachtbevestiging is opgenomen dat voor klager een toevoeging zal worden aangevraagd en dat aan klager, indien de toevoeging wordt verstrekt, een eigen bijdrage wordt opgelegd.

1.2    Op 12 januari 2021 heeft verweerder per e-mail aan klager laten weten dat positief is beslist op de toevoegingsaanvraag en is klager gewezen op de te betalen eigen bijdrage van € 152,-.

1.3    Op 16 februari 2021 heeft verweerder klager gemotiveerd geadviseerd de zaak tegen mr. B niet door te zetten.

1.4    Verweerder heeft, nadat klager hem had voorzien van aanvullende stukken, klager op 18 februari 2021 aanvullend geadviseerd. Verweerder is bij zijn advies van 16 februari 2021 gebleven.

1.5    Op 10 maart 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet meteen negatief heeft geadviseerd over zijn zaak, alvorens klager kosten zou moeten maken. 

2.2    Klager stelt dat verweerder bij het aannemen van de zaak heeft gezegd dat hij een claim zou indienen. Klager heeft toegelicht dat hij een eigen bijdrage heeft betaald en dat verweerder, nadat klager stukken had toegezonden, te kennen gaf geen mogelijkheden te zien in klagers zaak. Klager heeft verweerder telefonisch nog een toelichting gegeven en hem gevraagd waarom hij niet voordat klager had betaald had gezegd geen mogelijkheden te zien in klagers zaak. Verweerder zou daarop hebben gezegd dat het hem niet zou boeien of klager blij was of niet, aldus klager.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klager verwijt verweerder kennelijk dat hij de zaak heeft aangenomen, klager een eigen bijdrage heeft laten betalen en vervolgens negatief heeft geadviseerd over de mogelijkheden in klagers zaak. Klager stelt dat verweerder dit negatieve advies ook had kunnen geven voordat klager kosten heeft gemaakt.

4.2    De voorzitter overweegt dat een advocaat, alvorens hij een cliënt kan adviseren, de relevante stukken dient te bestuderen. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij een cliënt kosteloos en zonder over de benodigde stukken te beschikken van advies voorziet voordat hij een zaak aanneemt. Het stond verweerder dan ook vrij klagers zaak aan te nemen en klager een eigen bijdrage te laten betalen, alvorens hij overging tot het bestuderen van de stukken en het adviseren van klager. Indien klager het niet eens is met het door verweerder gegeven advies staat het hem vrij zich te wenden tot een andere advocaat voor een second opinion. Dat verweerder geen mogelijkheden ziet in klagers zaak, betekent niet dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is. Verweerder heeft immers werkzaamheden verricht om klager te kunnen adviseren. Van onbetamelijk handelen door verweerder is dan ook geen sprake.

4.3    Klagers stelling dat verweerder bij het aannemen van de zaak zou hebben gezegd dat hij een claim zou indienen, is niet onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de stelling dat verweerder zou hebben gezegd dat het hem niet zou boeien of klager blij was of niet. Dat verweerder dit zou hebben gezegd is dan ook niet gebleken.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.