Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-07-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2021:138
Zaaknummer
21-438/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond, vanwege onvoldoende onderbouwing.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 juli 2021 in de zaak 21-438/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 12 mei 2021 met kenmerk K266 2020 ar/ak, door de raad ontvangen op 12 mei 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft de ex-partner bijgestaan in deze procedure.
1.2 Er is een echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan opgesteld en door partijen ondertekend. De echtscheidingsbeschikking is op 17 december 2019 ingeschreven in de registers.
1.3 In het proces-verbaal van de terechtzitting in kort geding van 30 oktober 2020 is vermeld dat klager en zijn ex-partner tot een minnelijke schikking zijn gekomen, waarbij tevens is opgenomen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen. Het proces-verbaal is door klager en de ex-partner ondertekend.
1.4 Op 6 november 2020 heeft klager in een e-mail aan verweerster geschreven:
“U gaf aan in de rechtbank zorg te dragen voor de kosten. Verzoek deze rekening te betalen”
1.5 Verweerster heeft diezelfde dag per e-mail geantwoord en geschreven:
“Op de zitting hebben de rechter en ik u uitgelegd dat ieder de eigen kosten draagt volgens de afspraken in het proces-verbaal. U dient deze factuur dus zelf te betalen.”
1.6 Op 9 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft de belangen van de kinderen te weinig voorop gesteld.
b) Verweerster heeft geen antwoord gegeven op vragen.
c) Verweerster heeft geweigerd in overleg te gaan.
d) Verweerster heeft geen akkoord gegeven in klagers belang.
e) Verweerster heeft geweigerd te communiceren.
f) Verweerster heeft geweigerd mee te werken.
g) Verweerster heeft ter zitting niet het woord gevoerd, maar haar cliënt het woord laten voeren.
2.2 Klager stelt dat hij meer dan twaalf kort gedingen heeft gehad en bedreigingen heeft ontvangen, terwijl hij zich netjes aan de afspraken in het convenant houdt. Klager stelt dat al een jaar kinder- en mensenrechten worden geschonden en dat zijn ex-partner bezig is met ouderverstoting. Klager stelt dat er sprake is van constante nuance verschillen, onware constateringen en manipuleren. Klager stelt dat verweerster de gedragsregels, ethiek, transparantie en integriteit heeft geschonden en de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Verweerster stelt klager al een jaar lang consequent in een verkeerd daglicht en gaat onzorgvuldig om met klager en zijn kinderen. Klager stelt dat recentelijk is geprobeerd hem het gezag te ontzeggen. Klager stelt verder dat verweerster met de rechter een onderonsje zou hebben gehad over de proceskosten. Verweerster heeft gezegd dat ‘wij’ dit zouden betalen, maar heeft vervolgens geweigerd de factuur te betalen, aldus klager.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt.
4.2 Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor een onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
4.3 De voorzitter overweegt dat het aan klager is om de feiten waarop de klacht wordt gebaseerd voldoende aannemelijk te maken en om ten minste aanknopingspunten aan te dragen voor de juistheid van zijn stellingen. Dat heeft klager hier niet gedaan. Integendeel, klager heeft zijn klacht niet onderbouwd. Verweerster heeft de verwijten uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. De voorzitter kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken de juistheid van klagers stellingen en verwijten niet vaststellen. Dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld is de voorzitter op geen enkele wijze gebleken.
4.4 Voor zover klager tevens klaagt over een onderonsje op zitting of toezeggingen die door verweerster zouden zijn gedaan, geldt eveneens dat dit door klager verder niet onderbouwd is en daarom niet kan worden vastgesteld. Voor zover klager ook klaagt over verweersters weigering een factuur van klager te betalen, geldt dat in de schikking is overeengekomen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Klager heeft deze schikking geaccepteerd en ondertekend. Verweerster was dan ook niet gehouden de factuur betreffende proceskosten van klager te betalen.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
4.6 Ten overvloede merkt de voorzitter op dat de Raad van Discipline niet bevoegd is kennis te nemen van klagers klacht tegen mr. R, omdat deze advocaat geen kantoor houdt in het ressort Den Haag.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2021.