Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:136

Zaaknummer

21-402/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over uitlatingen in een presentatie (die op internet gepubliceerd is) kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 juli 2021 in de zaak 21-402/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 19 april 2021 met kenmerk K186 2020 ar/ab, door de raad ontvangen op 19 april 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 (inhoudelijk) en 1 tot en met 9 (procedureel).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster heeft op 8 november 2016 tijdens de juridische 2-daagse van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna ook: de VNG) een presentatie verzorgd met als thema “Juridische ontwikkelingen op het gebied van de Wob en de Woo”. In de PowerPointpresentatie is onder meer vermeld:

“Zie voor (…) voorbeelden: (…)

En Rechtbank Oost-Brabant, 12 augustus 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:4372, veeplegers in Oss, in drie maanden 1200 Wob-verzoeken;”

1.2    Een transcriptie van deze presentie is te vinden op internet.

1.3    Op 13 september 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels 7 en 8 en zich schuldig gemaakt aan smaad en laster door in het openbaar leugens via de site docplayer (Russische wizzkid) te verkondigen die op basis van haar woordkeus eenvoudig zijn te herleiden tot klaagsters persoonsgegevens. Verweerster heeft klaagster uitgemaakt voor veepleger, waarmee zij klaagster waarschijnlijk wil bestempelen als veelpleger, wat een strafrechtelijke term is. Klaagster vindt het respectloos en weerzinwekkend dat verweerster haar op deze manier afschildert en plaatst ook vraagtekens bij het denkvermogen van verweerster. Klaagster stelt dat verweerster data lekt en handelt in strijd met de AVG. Klaagster acht het evident dat verweerster haar PowerPointpresentatie aan derden heeft gegeven en daarmee is zij verantwoordelijk voor de verspreiding daarvan.

2.2    Klaagster verzoekt disciplinair optreden tegen verweerster, alsmede dat verweerster wordt opgedragen in alle landelijke dagbladen haar excuses aan te bieden in groot formaat (nader te bepalen). Dit vergezeld van betaling van een bedrag dat ruimschoots genoegdoening biedt. Ook eist klaagster dat verweersters presentatie op sites en de links die daarnaar verwijzen definitief worden verwijderd.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

4    BEOORDELING

4.1    Klaagster heeft onweersproken gesteld dat de betreffende PowerPointpresentatie van verweerster voor een bijeenkomst op 8 november 2016 via de site docplayer (Russische wizzkid) op internet te vinden is. Verweerster ontkent echter dat zij die presentatie op de betreffende website heeft geplaatst. Verweerster stelt dat zij de presentatie heeft gebruikt voor een workshop voor de VNG en die presentatie uitsluitend aan de VNG heeft verstrekt.

4.2    De voorzitter overweegt dat de bewijslast voor de juistheid van de klacht op klaagster rust. Dat betekent in dit geval dat klaagster dient aan te tonen dat verweerster de presentatie op de betreffende website heeft geplaatst. Klaagster heeft weliswaar screenshots overgelegd, maar daaruit blijkt niet dat verweerster die informatie op die site heeft geplaatst. De voorzitter kan op grond van de overgelegde stukken de juistheid van klaagster stelling dan ook niet vaststellen.

4.3    De voorzitter merkt daarbij op dat het verweerster vrijstond haar presentatie aan de VNG te verstrekken. Daarmee is zij niet verantwoordelijk voor de handelwijze van derden ten aanzien van die verstrekte presentatie.

4.4    Voor zover klaagster verweerster verwijt dat zij heeft gehandeld in strijd met de AVG, geldt dat dit niet ter beoordeling is aan de tuchtrechter.

4.5    Met betrekking tot de inhoud van de uitlatingen geldt het volgende. Uitgangspunt is dat uitingen van advocaten, zoals ook uitingen van ieder ander, worden beschermd door het grondrecht op vrijheid van meningsuiting als gegarandeerd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Die vrijheid is echter niet absoluut, maar vindt onder meer in die beperking dat de advocaat zich dient te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en dat hij zich niet onnodig grievend dient uit te laten.

4.6    Het is duidelijk dat de door verweerster gebruikte term “veeplegers” een verschrijving is en dat veelplegers was bedoeld. Dit betreft een strafrechtelijke term en is in het kader van een presentatie met een bestuursrechtelijk thema ongelukkig gekozen. Tegelijkertijd geldt dat verweerster klaagsters naam in de presentatie niet heeft genoemd. Ook is de uitspraak waarnaar zij verwees een geanonimiseerde uitspraak, waardoor die in beginsel niet tot klaagster te herleiden is. Van onnodig grievend handelen is naar het oordeel van de voorzitter dan ook geen sprake. Verweerster heeft hiermee de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid niet overschreden.

4.7    Van strijd met de door klaagster genoemde gedragsregels is dan niet gebleken. Voor zover klaagster stelt dat sprake is van smaad en/of laster, geldt dat dit niet ter beoordeling is aan de tuchtrechter.

4.8    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

4.9    Reeds op de grond dat de klacht kennelijk ongegrond is zal het verzoek tot vergoeding van schade worden afgewezen, nog daargelaten dat de mogelijkheden tot toewijzing van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt zijn. Ook klaagsters andere – onder 2.2 – genoemde verzoeken worden afgewezen, reeds omdat de klacht kennelijk ongegrond is. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2021.