Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:186

Zaaknummer

21-548/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Klaagster heeft haar klachten niet onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  2 augustus 2021

in de zaak 21-548/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 23 juni 2021 met kenmerk am/ds/1356663, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster en haar ex-echtgenoot (hierna: de man) hebben drie kinderen (hierna: de kinderen) en zijn of waren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster staat de man in die procedure bij.

1.2    Bij brief van 31 mei 2018 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:

“Uw echtgenoot (…) heeft zich tot mij gewend met het verzoek om hem bij te staan.

Naar ik begrijp, is zijn wens om te gaan scheiden door u beiden besproken. Inmiddels heeft cliënt de echtelijke woning op 27 april jl. verlaten om dusdoende meer rust te creëren.

Het heeft zijn uitdrukkelijke voorkeur om in goed overleg afspraken te maken over zowel de voorlopige als de definitieve (financiële) gevolgen van de scheiding. Prangend punt is daarbij dat op korte termijn goede afspraken dienen te worden gemaakt over de invulling van de zorgregeling tussen vader en de kinderen.

Aan u het verzoek deze brief aan een ter zake kundige advocaat ter hand te stellen zodat vervolgens een viergesprek kan worden ingepland om over het vorenstaande te spreken.”

1.3    Bij e-mail van 4 juni 2018 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:

“Uw berichten van donderdag 31 mei 2018 aan mijn secretaresse (….) waren mij niet duidelijk. Zoals ik u al schreef, heeft het de uitdrukkelijke voorkeur van cliënt om in goed overleg afspraken te maken over zowel de voorlopige als de definitieve (financiële) gevolgen van de scheiding. (…)

Ik gaf de 31e mei aan dat ik graag binnen 7 dagen van u hoor. Indien het niet uw wens is om in overleg afspraken te maken dan is cliënt nl. genoodzaakt om de rechter te vragen om een voorlopige voorziening te geven voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Als aangegeven, heeft dat niet zijn voorkeur.”

1.4    Op 14 juni 2018 heeft verweerster namens de man een verzoekschrift voorlopige voorzieningen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) ingediend. De toenmalige advocaat van klaagster heeft op 9 juli 2018 een verweerschrift tevens zelfstandig verzoek bij de rechtbank ingediend. Op 10 juli 2018 heeft de zitting plaatsgevonden. Bij beschikking van 17 juli 2018 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld, en een voorlopige kinderalimentatie bepaald.

1.5    Bij beschikking van 25 september 2018 heeft de rechtbank, eveneens bij wijze van voorlopige voorziening,  bepaald dat de kinderen worden toevertrouwd aan de man en een zorgregeling tussen klaagster en de kinderen vastgesteld en de door de man aan klaagster te betalen kinderalimentatie op nilhil bepaald.

1.6    Op 11 februari 2019 is klaagster met een rechterlijke machtiging opgenomen in een psychiatrische inrichting.

1.7    Bij beschikking van 11 december 2018 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klaagster en de man uitgesproken.

1.8    Bij beschikking van 27 februari 2019 heeft de rechtbank beslist op de verzoeken van de man over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap.

1.9    Bij beschikking van 23 oktober 2019 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen vastgesteld bij de man en een zorgregeling tussen klaagster en de kinderen vastgesteld.

1.10    Bij vonnis in kort geding van 3 september 2020 heeft de voorzieningenrechter klaagster onder meer veroordeeld over te gaan tot betaling van verschillende bedragen aan de man in verband met de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

1.11    De man heeft aangifte tegen klaagster gedaan.

1.12    Op 9 maart 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster – samengevat - het volgende.

a)    Verweerster heeft leugens over klaagster verteld tegen rechters tijdens verschillende zittingen.

b)    Verweerster heeft enkel het belang van de man behartigd en dringende verzoeken van klaagster om aan de belangen van de kinderen te denken genegeerd. Zij heeft meegewerkt aan het emotioneel misbruiken van de kinderen en eraan bijgedragen dat de kinderen verstoten zijn geraakt van klaagster. De kinderen zijn slachtoffer van verweerster.

c)    Verweerster heeft de rechtspraak in een kwaad daglicht gesteld.

d)    Verweerster heeft klaagster (en andere betrokkenen) onnodig veel tijd afgenomen door haar in procedures te betrekken en door haar te laten opnemen in een psychiatrische inrichting.

e)    Verweerster is betrokken geweest bij valse aangiftes door de man.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter overweegt allereerst dat voor zover klaagster de klacht mede heeft ingediend namens “iedere betrokkene”, zij niet heeft geconcretiseerd namens welke betrokkenen zij de klacht precies heeft ingediend en zij ook geen machtigingen van die betrokkenen heeft overgelegd. De voorzitter gaat hieraan dan ook voorbij. Voor zover klaagster heeft bedoeld de klacht mede namens de kinderen in te dienen laat de voorzitter in het midden of klaagster bevoegd is tot het indienen van een tuchtklacht namens de kinderen. Voor de inhoudelijke beoordeling van de klacht maakt dit namelijk geen verschil.

4.2    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.3    Verder geldt dat in familierechtelijke kwesties de advocaat ervoor moet waken dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Van de advocaat mag dan een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, en in het entameren van procedures.

Klachtonderdeel a)

4.4    Klaagster verwijt verweerster dat zij leugens over klaagster heeft verteld tegen rechters tijdens verschillende zittingen. Van klaagster had mogen worden verwacht dat zij dit verwijt nader had geconcretiseerd. Op basis van het klachtdossier kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist zijn en/of zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten. Verweerster mocht uitgaan van de juistheid van het feitenmateriaal dat haar cliënt haar verschafte en behoefde slechts in uitzonderingsgevallen de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is gesteld noch gebleken. Verweerster heeft verder onbetwist gesteld dat zij zich hoofdzakelijk heeft gebaseerd op informatie en rapportages van verschillende hulpinstanties en zij heeft onder verwijzing naar die informatie en rapportages een beeld geschetst van de gang van zaken binnen het gezin van klaagster en de man. Dat klaagster het niet eens is met veel van wat verweerster in haar stukken heeft geschreven en op zittingen tegen rechters heeft gezegd is inherent aan een gerechtelijke procedure. Het is aan klaagster om zich daartegen in die procedure te verweren. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5    In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerster dat zij enkel het belang van de man heeft behartigd en de belangen van de kinderen heeft genegeerd. Anders dan klaagster kennelijk veronderstelt, mag een advocaat bij uitstek partijdig zijn en mocht verweerster primair de belangen van haar cliënt behartigen. Wel dient de advocaat bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt ook oog te hebben voor de belangen van andere betrokkenen. Op basis van het klachtdossier kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel. Uit de overgelegde rechterlijke uitspraken blijkt voorts dat de belangen van de kinderen wel degelijk zijn meegenomen en zelfs voorop zijn gesteld. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.6    In klachtonderdeel c) verwijt klaagster verweerster dat zij de rechtspraak in een kwaad daglicht heeft gesteld. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat komt niet aan eenieder toe, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Niet is gebleken in welk eigen belang klaagster met dit klachtonderdeel is of kan worden getroffen. Klachtonderdeel c) is kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel d)

4.7    Klaagster verwijt verweerster in klachtonderdeel d) dat zij klaagster onnodig veel tijd heeft afgenomen door haar in procedures te betrekken en door haar te laten opnemen in een psychiatrische inrichting. Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster heeft klaagster niet onderbouwd dat verweerster betrokken is geweest bij de rechterlijke machtiging waarmee klaagster op 11 februari 2019 is opgenomen in een psychiatrische inrichting. Verder blijkt uit het klachtdossier dat verweerster eerst heeft getracht in onderling overleg met klaagster tot afspraken te komen over de echtscheiding, maar dat klaagster dat niet wilde. Het valt verweerster dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat het uiteindelijk tot procedures tussen klaagster en de man is gekomen. Dat er onnodige procedures zijn gevoerd is door klaagster niet onderbouwd. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.8    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij betrokken is geweest bij valse aangiftes door de man. Niet is in geschil dat verweerster geen aangifte tegen klaagster heeft gedaan, maar dat de man dat heeft gedaan. Het enkele feit dat verweerster op de hoogte was van de aangiftes van de man, betekent niet dat zij daarbij betrokken is geweest of dat haar terzake tuchtrechtelijk iets te verwijten valt. Ook klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdeel c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk

-    klachtonderdelen a), b), d) en e), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 2 augustus 2021