Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-08-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2021:144
Zaaknummer
20-880/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 9 augustus 2021 in de zaak 20-880/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline 10 februari 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 17 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K074 2020 ar/ab van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 10 februari 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en onder a, van de Advocatenwet. Deze beslissing is op 10 februari 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 11 februari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de videozitting van de raad van 21 juni 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
2.2 De voorzitter heeft miskend dat verweerder weliswaar een begin heeft gemaakt met de behandeling van de zaak van klager, maar dat er daarna weinig tot niets is gebeurd. Als gevolg daarvan is de zaak van klager verjaard.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen: de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager heeft tijdens de zitting op 21 juni 2021 bevestigd dat de omschrijving van de klacht in de dekenvisie van 23 september 2020 en de voorzittersbeslissing van 10 februari 2021 correct is. De klachtonderdelen zien op feitelijke situaties die zich in 2016 hebben voorgedaan. Klager heeft hierover pas in 2020 geklaagd. De voorzitter heeft de klacht daarom terecht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
4.4 Klager heeft op de zitting op 21 juni 2021 nog het verwijt naar voren gebracht dat verweerder bij brief van 21 juni 2016 een voorlopig getuigenverhoor heeft aangekondigd en dat klager daar vervolgens niets meer over heeft gehoord. De raad zal dit punt niet beoordelen, omdat het geen onderdeel vormt van de klacht zoals onderzocht door de deken en vervolgens beoordeeld door de voorzitter. De raad wijst erop dat het onderwerp niet staat in de klachtomschrijving in de dekenvisie van 23 september 2020 en evenmin in de omschrijving van de klacht in de voorzittersbeslissing.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2021.