Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-07-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:185

Zaaknummer

21-588/A/A/W

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek bij gebrek aan feitelijke onderbouwing kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, zitting houdende te Den Haag van 19 juli 2021 in de zaak 21-588/A/A/W naar aanleiding van het verzoek tot wraking van “de voorzitter” ingediend door:

(…)

wonende te (…)

verzoeker

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) is een klachtzaak aanhangig onder nummer 21-501/A/A met verzoeker als klager. De klacht ligt ter beoordeling voor aan de voorzitter. Aan partijen is meegedeeld dat als de zaak bij voorzittersbeslissing wordt beslist, deze beslissing op 12 juli 2021 genomen zal worden. De naam van de voorzitter die de zaak beoordeelt, is niet aan partijen meegedeeld.

1.2    Op 9 juli 2021 heeft verzoeker een e-mail aan de raad gestuurd. In de onderwerpregel staat: “FW: Betreft: (…)/mr. (…) - Zaak (…)172/ Wraking Voorzitter Raad van Discipline”. In de e-mail heeft verzoeker onder meer geschreven: “9 JULI 2021 WRAKING voorzitter Raad van Discipline tevens Rechter”.

1.3    De wrakingskamer heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van het wrakingsverzoek en de dossierstukken in klachtzaak 21-501/A/A.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2    Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.3    De wrakingskamer stelt voorop dat niet duidelijk is tegen welke (plaatsvervangend) voorzitter van de raad het wrakingsverzoek zich richt. De wrakingskamer zal er van uitgaan dat het verzoek zich richt tegen de voorzitter die dossier 21-510/A/A beoordeelt, mr. J.H. Dubois. De andere (plaatsvervangend) voorzitters zijn immers niet betrokken bij de behandeling van de zaak.

2.4    Verzoeker heeft verder verzuimd om zijn verzoek tot wraking van mr. Dubois op begrijpelijke wijze toe te lichten. Het wrakingsverzoek bevat ook geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van mr. Dubois schade zou kunnen lijden. De enkele omstandigheid dat mr. Dubois mogelijk bij voorzittersbeslissing zal oordelen over klachtzaak 21-510/A/A is daartoe in ieder geval onvoldoende.

2.5    Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

BESLISSING

De wrakingskamer:

- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;

-    bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak, zaaknummer 21-510/A/A, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich op het moment bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.

    

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M. van den Boogerd en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.