Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:182

Zaaknummer

21-544/A/NH

Inhoudsindicatie

Klacht over privégedragingen van verweerster kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  2 augustus 2021

in de zaak 21-544/A/NH

naar aanleiding van de klacht van: 

klager

over:     

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 23 juni 2021 met kenmerk ks/ds/1318151, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager aan de raad van 30 juni 2021.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster is voorzitter van een alevitische vereniging (hierna: de vereniging).

1.2    In een bericht op Facebook heeft verweerster de achtergrond van de vereniging beschreven. Klager heeft op dat bericht gereageerd met de mededeling dat de “a” eerder staat voor atheïstisch dan voor alevitisch. Verweerster heeft als reactie op het bericht van klager geschreven:

“Jij bent geen Aleviet! Wat moeten wij aan met dat jij Gülenist bent (…). Gebruik je eigen naam en eigen profielfoto waardoor je mening misschien waarde kan hebben. Een aleviet en een atheïst is altijd nog beter dan jij en jullie nationalistische politieke en strapatsen. Jullie assimilatiepolitiek zal ons niet doen veranderen van wat wij zijn. Help u nogmaals aan herinneren dat u in Nederland woont en valt onder de Nederlandse wetten”

1.3    Op 10 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klager zonder enig bewijs op social media ervan heeft beschuldigd banden te hebben met de Gülenbeweging.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op een privégedraging van verweerster. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig. Dat tuchtrecht beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Artikel 46 houdt mede in een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid voor ‘handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt’. Onder dergelijk handelen of nalaten kunnen ook gedragingen in een andere hoedanigheid of privégedragingen van de advocaat vallen indien tussen die gedragingen en de praktijkuitoefening voldoende verband bestaat, en bij gebreke van zodanig verband, indien het gaat om gedragingen die voor de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen.

4.2    De voorzitter is van oordeel dat de gedraging die klager verweerster verwijt geen verband houdt met haar praktijkuitoefening. Verweerster heeft de uitlatingen gedaan als privépersoon/voorzitter van de vereniging en daarbij op geen enkele manier verwezen naar haar hoedanigheid van advocaat. Evenmin is sprake van een gedraging van verweerster die absoluut ongeoorloofd moet worden geacht in het licht van haar beroepsuitoefening. De door verweerster gebruikte bewoordingen passen in de context van een verhitte discussie die politiek en/of religieus van aard is, waarbij verweerster reageerde op een bericht waardoor zij zich aangevallen voelde en klager harde woorden ook niet schuwt.

4.3    Het voorgaande betekent dat de door klager verweten gedraging van verweerster niet valt onder het tuchtrecht en dat de klacht reeds gelet hierop kennelijk niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 2 augustus 2021