Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-07-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:176
Zaaknummer
21-295/A/A
Inhoudsindicatie
Klacht over de patroon van de voormalige advocaat van klager is ongegrond, omdat verweerder de praktijk van deze advocaat niet onbeheerd heeft gelaten en niet is gebleken dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt aan klager.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
van 26 juli 2021
in de zaak 21-295/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 december 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 25 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1309052/EJH/AvO van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 juli 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van verweerder van 4 juni 2021 met bijlagen en twee e-mails van klager van 25 juni 2021 met bijlagen, met uitzondering van het AMR bestand . Dat is vanwege het ongebruikelijke bestandsformaat door de voorzitter geweigerd op grond van artikel 3, sub e, van het e-mailreglement tuchtcolleges advocatuur.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is door mr. S. bijgestaan in een zaak over letselschade na medisch ingrijpen. Verweerder was in de periode van maart 2019 - november 2019 de patroon van mr. S. Voor maart 2019 had mr. S. een andere patroon.
2.3 Mr. Y, de beoogde nieuwe patroon van mr. S en mr. S. hebben op 27 november 2019 een tijdelijke overeenkomst van waarneming getekend. Volgens deze overeenkomst zal, zolang de Haagse Orde van Advocaten geen goedkeuring heeft verleend aan het verzoek van mr. S. tot goedkeuring van zijn stage en wijziging van patroon, mr. Y. de lopende zaken van mr. S. waarnemen.
2.4 Bij e-mail van 2 juni 2020 heeft klager aan verweerder een e-mail van 22 mei 2020 doorgestuurd waarin namens klager wordt geklaagd over mr. S, omdat mr. S. afspraken niet zou zijn nagekomen.
2.5 In zijn reactie van 2 juni 2020 heeft verweerder aan klager bericht dat tijdens zijn begeleiding van mr. S. de zaak van klager nooit ter sprake is gekomen en dat hij niet bekend is met deze zaak. Verder heeft verweerder klager medegedeeld dat mr. S. op enig moment niet meer op kantoor kwam en geprobeerd heeft een overstap te maken naar een kantoor in Den Haag, hetgeen heeft geleid tot een verzoek van verweerder bij de Amsterdamse Orde van Advocaten om hem te ontheffen van het patronaat over mr. S, welk verzoek is ingewilligd.
2.6 Bij e-mail van 10 juni 2020 heeft klager verweerder geschreven dat hij twee keer het kantoor van verweerder heeft bezocht om zijn zaak met mr. S. te bespreken. De eerste keer had klager verweerder bij de printer in de gang gedag gezegd.
2.7 Bij e-mail van 30 juni 2020 heeft verweerder klager nogmaals medegedeeld dat zijn zaak onbekend is bij het kantoor van verweerder. Er is geen dossier en geen zaak aangemaakt in het registratiesysteem van het kantoor, aldus deze e-mail.
2.8 Bij e-mail van 17 september 2020 heeft klager aan verweerder een e-mail van mr. S. van 15 september 2020 doorgestuurd en verweerder gevraagd om een reactie daarop. In de e-mail van mr. S. staat dat zijn stage opgeschort is geweest omdat verweerder op oneigenlijke gronden het patronaat had ingetrokken waardoor hij niet meer gerechtigd was om als advocaat op te treden.
2.9 Bij e-mail van dezelfde datum heeft verweerder klager medegedeeld mr. S. er zelf voor heeft gekozen om bij zijn kantoor weg te gaan omdat hij een andere patroon wilde. De nieuwe patroon heeft de dossiers van mr. S. toegestuurd gekregen. Voorts heeft verweerder herhaald dat zijn zaak bij het kantoor niet bekend is en weersproken dat hij het patronaat heeft ingetrokken. Verder heeft verweerder laten weten dat het aan de Orde van Advocaten is om te beslissen over intrekking van het patronaat en dat het in juridische zin wel klopt dat de stage van mr. S. was opgeschort, maar dat in de praktijk op mr. S. werd toegezien door de beoogde nieuwe patroon.
2.10 Bij e-mail van eveneens 17 september 2020 heeft mr. S. aan klager bericht dat hij hem zijn dossier kan laten zien. Volgens mr. S. verder, blijkt daaruit onomstotelijk dat verweerder klager fout heeft geïnformeerd en niet de waarheid spreekt.
2.11 Op 23 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij:
a) Geen zaakwaarnemer heeft aangewezen toen het patronaat over mr. S. werd ingetrokken;
b) Klager valselijk heeft geïnformeerd over de toedracht van de ontstane situatie.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat verweerder ten aanzien van de door klager verweten gedragingen niet is opgetreden als advocaat, maar als patroon van mr. S. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.2 Ter beoordeling staat derhalve of verweerder zich bij de vervulling van zijn functie als patroon zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
De raad ziet aanleiding om eerst klachtonderdeel b) behandelen.
Klachtonderdeel b)
5.3 Klager heeft bij dit klachtonderdeel over het verstrekken van onjuiste informatie door verweerder naar voren gebracht dat uit zijn contact met mr. S. volgt dat verweerder het voor mr. S. onmogelijk heeft gemaakt om als advocaat naar behoren te functioneren. Verweerder heeft mr. S. verboden om voor zijn cliënten op te treden of contact met hen te onderhouden. Verweerder heeft zijn patronaat over mr. S. op 8 november 2019 ingetrokken als gevolg waarvan mr. S. op zoek moest naar een nieuwe patroon. Klager heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft verklaard dat zijn zaak niet bekend was zijn bij zijn kantoor. Klager heeft in dit verband verwezen naar een door mr. S. opgemaakte lijst van door hem bij verweerder ingebrachte zaken, waarop zijn zaak staat vermeld, alsmede naar een bladzijde met declaraties van mr. S. waarop onder meer vermeld staat een spreekuur met klager op 19 juli 2019 en de kosten die daarvoor in rekening zijn gebracht en betaald. Ook heeft klager verwezen naar een e-mailbericht van 7 maart 2019 van mr. S. aan verweerder, waarin staat: “Bijgaand stuur ik de stukken toe die ik de afgelopen maanden heb gemaakt en die door mijn huidige patroon zijn goedgekeurd voor de indiening. Verder spraken wij over een aantal zaken waaronder de zaak van (…) en [naam klager]. U ging nog naar deze zaken kijken. Ik zal nog mijn cv toesturen. (…)” en naar een e-mailbericht van 8 maart 2019, waarin staat: “Bijgaand nog mijn CV. Kun jij nog kijken naar [naam klager] en (…).”
5.4 De raad overweegt als volgt. Vast staat dat er tussen verweerder en mr. S. problemen zijn ontstaan. Klager baseert zijn standpunt dat verweerder over het vertrek van mr. S. en de reden daarvan onjuiste informatie heeft verstrekt op hetgeen hij van mr. S. heeft vernomen. Het is wat dit betreft het woord van verweerder tegenover dat van klager (en mr. S.). Daarom kan er in deze beslissing niet van worden uitgegaan dat klagers standpunt juist.
5.5 Evenmin kan naar het oordeel van de raad worden geoordeeld dat verweerder door te stellen dat de zaak van klager hem onbekend is onjuiste informatie heeft verstrekt. Verweerder heeft toegelicht dat er geen dossier bestaat van de zaak van klager en dat de zaak ook niet is te vinden in het registratiesysteem van het kantoor. De raad heeft geen reden om aan te nemen dat verweerder liegt. Klager heeft weliswaar verwezen naar e-mails van 7 en 8 maart 2019 van mr. S. aan verweerder waarin zijn zaak wordt genoemd, maar daaruit volgt niet dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt. Deze e-mails dateren namelijk van voor de tijd dat verweerder patroon was van mr. S. Volgens verweerder ving de begeleiding pas aan toen mr. S. bij hem kantoor ging houden. Dat was enkele weken na 7 maart 2019. Het verzoek tot goedkeuring van het patronaat dateert van 26 maart 2019, aldus verweerder en door klager niet betwist. Niet is gebleken dat mr. S. toen verweerder patroon over hem werd verweerder heeft geïnformeerd dat de zaak van klager een lopende zaak van mr. S. was. Aan de door mr. S. opgestelde lijst van door mr. S. bij verweerder ingebrachte zaken, waarop de zaak van klager is vermeld en de bladzijde met declaraties waarop de zaak van klager staat vermeld, kan niet de betekenis kan worden gehecht die klager daaraan gehecht wenst te zien. De lijst dateert van voor verweerders patronaat en is kennelijk meegestuurd in het kader van het sollicitatiegesprek. Ook wanneer het dossier wel bekend had kunnen zijn bij verweerder betekent dit nog niet dat verweerder klager valselijk heeft beschuldigd over de toedracht van de ontstane situatie en dat is waarover geklaagd wordt. De conclusie is dat Klachtonderdeel b) is ongegrond is.
Klachtonderdeel a)
5.6 Met dit klachtonderdeel wordt verweerder verweten dat hij de praktijk van mr. S. onbeheerd heeft gelaten. Of klager ontvankelijk is in dit klachtonderdeel, kan in het midden blijven. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat dit verwijt terecht is. Het dossier dat mr. S. in zijn mail van 17 september 2020 aan klager noemt, zit niet bij de stukken. Hiervoor is al overwogen dat verweerder niet het patronaat over mr. S. heeft ingetrokken maar dat mr. S zelf een andere patroon is gaan zoeken. Uit de tijdelijke overeenkomst van waarneming van 27 november 2019 tussen mr S. en mr. Y. volgt dat de praktijk van mr. S per die datum werd waargenomen door Y. Dat de zaken die mr. S. tot dan toe bij het kantoor van verweerder had lopen onbeheerd zijn gebleven, blijkt nergens uit. Klager heeft ook niet weersproken dat verweerders kantoor de dossiers van mr. S. aan mr. Y. heeft toegestuurd en dat mr. S. nog een keer het kantoor van verweerder heeft bezocht omdat die toezending volgens hem niet compleet was, waarna nog enkele computerbestanden zijn overgezet. Klachtonderdeel a) is ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. M. Bootsma en I. de Laat, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 26 juli 2021