Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:134

Zaaknummer

20-917

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Verzending akte voorafgaand aan zitting. Niet duidelijk hoe de verzending is verlopen, maar uit e-mails blijkt dat klagers advocaat op zitting kennis heeft genomen van de akte. Klagers advocaat heeft blijkbaar gevonden dat de zitting door kon gaan ondanks het feit dat hij de akte voorafgaand aan de zitting niet kende. Uit het vonnis vermelde procesverloop blijkt dat de akte op zitting is besproken. Het stond verweerder niet vrij om rechtstreeks contact te hebben met klager, omdat klager werd bijgestaan door een advocaat. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2021

in de zaak 20-917/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 27 november 2020 met kenmerk Z 1204648/AS/SD, door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van verweerders e-mail met bijlage van 19 februari 2021 en van klagers reactie (met bijlagen) daarop van 23 maart 2021.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager huurt met zijn gezin een woning van de Stichting Mitros (hierna: Mitros). Klager heeft met Mitros een geschil over schade die klager zou hebben geleden als gevolg van asbest in zijn woning. In dit geschil werd klager bijgestaan mr. H. Verweerder staat Mitros bij.

1.2    Klager en zijn gezin hebben Mitros gedagvaard voor de kantonrechter om de door hen gestelde schade vergoed te krijgen die zij hebben geleden als gevolg van asbest in hun woning.

1.3    In de procedure bij de kantonrechter heeft verweerder op 29 november 2019 namens Mitros een akte overlegging aanvullende producties (hierna: de akte) ingediend ten behoeve van de zitting van 10 december 2019. Op dezelfde dag heeft verweerder per falk-courier een kopie van de akte naar klagers advocaat mr. H. verstuurd.

1.4    Tijdens de zitting van 10 december 2019 bleek dat mr. H. de akte niet had gezien.

1.5    Op 11 december 2019 heeft klager per we-transfer een brief naar verweerder verstuurd.

1.6    Op 5 februari 2019 heeft de kantonrechter vonnis gewezen. In het vonnis is de akte bij het procesverloop vermeld.

1.7    Op 27 juni 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door klagers advocaat geen kopie te sturen van de akte van 29 november 2019 (in het vonnis van 5 februari 2020 aangeduid als de akte van 2 december 2019).

2.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling van de klacht, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband heeft verweerder onder meer aangevoerd dat de akte op de zitting van 10 december 2019 door klager en zijn advocaat mr. H. is ingezien en dat de inhoud daarvan toen ook is besproken. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de door hem overgelegde e-mail van mr. H. van 15 juli 2019.

3.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling van klacht, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht gaat over het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënte, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    De voorzitter kan uit de dossierstukken niet afleiden hoe de verzending van de akte precies is verlopen. Duidelijk is wel dat mr. H. kennis had genomen van de akte op de zitting van 10 december 2019, zoals mr. H. dat in de door verweerder overgelegde e-mail van 15 juli 2020 heeft bevestigd en overigens ook blijkt uit zijn e-mail van 2 januari 2021. Voorts heeft de advocaat van klager blijkbaar gevonden dat de zitting van 10 december 2019 door kon gaan ondanks het feit dat hij de akte voorafgaand aan de zitting niet kende. De inhoud van akte is, zoals blijkt uit het procesverloop, vermeld in het vonnis van 5 februari 2020, ter zitting besproken. Voor klagers standpunt dat verweerder ondanks herhaalde verzoeken heeft geweigerd een kopie van de akte te verstrekken, kan de voorzitter in de dossierstukken geen aanknopingspunten vinden. Dat verweerder niet op klagers e-mail van 11 december 2019 heeft gereageerd, zoals klager heeft gesteld, betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Omdat klager destijds werd bijgestaan door een advocaat, stond het verweerder niet vrij om rechtstreeks contact te hebben met klager. Omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder niet is gebleken, is de klacht kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2021.

 

Griffier                                                                          Voorzitter

 

Verzonden d.d. 14 juni 2021