Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-07-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2021:124
Zaaknummer
21-256/DH/RO
Inhoudsindicatie
Klacht over de eigen advocaat deels gegrond. Verweerster heeft informatie uit de mediation in de procedure gebracht, terwijl zij als familierechtadvocaat en mediator weet dat deze informatie onder de geheimhouding valt. Ook heeft verweerster in een e-mail een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. De raad legt een berisping op.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 juli 2021 in de zaak 21-256/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 februari 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 11 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/15 edg/gh van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 juni 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager d.d. 25 maart 2021, alsmede van de op 12 mei 2021 van hem ontvangen nadere stukken. Tenslotte heeft de raad kennisgenomen van de door verweerder ter zitting overgelegde e-mail, die hieronder onder 2.6 wordt besproken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft via Marktplaats een grasmaaier gekocht voor een bedrag van EURO 1.350,-. Deze grasmaaier bleek na aankoop diverse gebreken te vertonen. Klager heeft zich naar aanleiding daarvan begin juni 2019 voor rechtsbijstand tot verweerder gewend.
2.3 Klager kwam niet in aanmerking voor een toevoeging zodat verweerder hem op betalende basis bijstond.
2.4 Op 22 november 2019 heeft klager per e-mail bij verweerder geinformeerd naar de stand van zaken.
2.5 Op 13 januari 2020 heeft klager verweerder telefonisch laten weten de daarop volgende vrijdag de “uitslag van de zaak” te willen weten. Een half uur na dit telefoongesprek heeft verweerder klager gebeld en gevraagd waar hij de advertentie van de verkoper kon vinden. Klager heeft de advertentie vervolgens voor verweerder opgezocht.
2.6 Op 20 januari 2020 heeft verweerder de verkoper per e-mail een sommatie tot terugbetaling van de aankoopprijs (vermeerderd met rente en kosten) gezonden. Klager heeft een kopie van deze e-mail ontvangen.
2.7 In reactie op de sommatie heeft klager op 21 januari 2020 het volgende aan verweerder bericht:
“Dat was een leuke brief, duurt even maar dan heb je ook wat.”
2.8 Op 6 februari 2020 heeft verweerder klager per e-mail zijn declaratie gezonden ad EURO 603,- exclusief btw. De bijbehorende urenspecificatie vermeldt het volgende:
“28.6.2019 mail in div 1:00
telefonisch overleg client 0:06
12.7.2019 bespreking 0:30
mail in div 0:00
telefonisch overleg client 0:06
17.12.2019 recherche 0:30
17.1.2020 telefonisch overleg client 0:06
telefonisch overleg client div 0:00
mail in div 0:18
18.1.2020 telefonisch overleg client div 0:06
mail in div 0:18
20.1.2020 telefonisch overleg py 0:06
sommatie 0:15
Totaal 3,35”
2.9 Een reactie op de sommatiemail is uitgebleven.
2.10 Op 11 februari 2020 heeft verweerder klager een e-mail gestuurd waarin hij hem – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Gezien de beperkte economische waarde spraken wij af dat wij eerst buitengerechtelijk zullen bezien of incasso te realiseren is middels sommatie.
Recherche heeft veel voeten in de aarde gehad. Wij lijken te maken te hebben met een oplichter die slecht te traceren is.
Uiteindelijk ben ik achter een emailadres gekomen middels een testaankoop.
Op mijn sommatie is geen enkele reactie gekomen.
Daarmee was voor u de maat vol. U belde mij op 5 februari jl. dat u wilde stoppen. Vervolgens wilde u toch weer door.
’s Middags belde uw vrouw dat u toch wilde stoppen met de zaak.
Op 6 februari jl. heb ik de zaak met u financieel afgewikkeld.
De daarop volgende dag belde u mij dat de factuur hoog was en tegen de afspraken is. Ik ontkende dat. Vervolgens deelde u mij in datzelfde gesprek mede de zaak toch door te willen zetten, u had nu toch al kosten moeten maken. Ik gaf aan dat de dagvaarding zal worden opgesteld en dat de deurwaarder alsdan i.v.m. de privacybescherming NAW gegevens van de tegenpartij mag verstrekken en niet eerder. Ik heb u in dit geval nogmaals uitgelegd dat het de vraag is of het uit economisch oogpunt verstandig is om te gaan procederen. Ik gebruikte daarbij het adagium: “wie pleit om een koe legt er een op toe.” Ik hield u voor kosten als explootkosten, griffierecht, salaris gemachtigde en voorts dat bij winst 1) niet al uw kosten worden meegenomen en 2) u het geld dan nog moet gaan halen.
U wilde door, u moest nu toch al mijn factuur betalen.
Zojuist, 11 dezer, belde u mij weer. U gaat toch stoppen, u was het vertrouwen kwijt en ik heb u aan het lijntje gehouden. Ik vroeg u wat ik moet doen met mijn gemaakte uren. Die ging u niet betalen. De eerdere factuur betaalt u evenmin en u gaat een klacht indienen.”
2.11 Op 11 februari 2020 heeft klager onderhavige klacht ingediend.
2.12 De factuur d.d. 6 februari 2020 is door klager voldaan.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Hij stelt met verweerder een afspraak te hebben gemaakt dat hij EURO 100,- in rekening zou brengen voor de eerste brief aan de verkoper en dat hij begreep dat de zaak klager geen drie grasmaaiers moest kosten. Klager ontving pas op 20 januari 2020 (zeven maanden na de eerste afspraak met verweerder) een kopie van de mail die verweerder aan de verkoper verzonden had. Vervolgens ontving hij een nota van circa EURO 700,-. Klager vindt deze gang van zaken klachtwaardig.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klachten van klager betreffen de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. De tuchtrechter heeft op grond van artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een client te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter daarbij rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van de zaak en het informeren van de client daarover; de client dient er door de advocaat te worden gewezen op wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dient de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en financiele en andere afspraken schriftelijk aan de client te bevestigen.
5.2 Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder geen schriftelijke opdrachtbevestiging aan klager heeft gezonden. Zijn e-mail van 11 februari 2020 is opgesteld na afronding van de werkzaamheden en kan niet als opdrachtbevestiging worden gezien. Voorts blijkt daaruit dat verweerder klager vooraf niet schriftelijk zijn uurtarief, de frequentie van declareren en een inschatting van de goede en kwade kansen van de zaak heeft verstrekt. Daarmee is gegeven dat verweerder niet aan de op hem jegens klager rustende informatieverplichting heeft voldaan. In zoverre is de klacht derhalve gegrond.
5.3 Hoewel er geen duidelijke afspraken over het te hanteren uurtarief en de frequentie van declareren op schrift zijn gesteld en/of gemaakt, was het naar het oordeel van de raad wel zorgvuldiger geweest wanneer verweerder tussentijds zou hebben gedeclareerd en niet pas na afloop van de zaak (na ruim zeven maanden). Dat verweerder met klager zou hebben afgesproken om, zoals klager stelt, voor een bedrag van EURO 100,- de eerste brief met ingebrekestelling aan de verkoper zou sturen, komt de raad echter niet aannemelijk voor.
5.4 Voor zover klager met zijn stellingen ter zitting tevens beoogd heeft terugbetaling van het door hem betaalde factuurbedrag c.q. een schadevergoeding te claimen, is die claim naar het oordeel van de raad onvoldoende onderbouwd.
6 MAATREGEL
6.1 Alles overziend en mede in aanmerking genomen het blanco tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad een waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken \nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. A. Schaberg en M.F. Laning, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2021.