Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:120

Zaaknummer

20-660

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over optreden tegen eigen cliënt in beide onderdelen ongegrond, nu geen sprake is van een formele advocaat-cliënt relatie en evenmin van contacten vooruitlopend daarop waarbij vertrouwelijke informatie is gedeeld of besproken.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 17 mei 2021

in de zaak 20-660/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 6 februari 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 1 september 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN020 – zaak 1079179 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 19 maart 2021. Daarbij waren partijen niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klaagster en zijn ex-vrouw (hierna ook: de vrouw) zijn verwikkeld (geweest) in een geschil omtrent alimentatie.

2.3    Op 25 april 2019 is er telefonisch contact geweest tussen klager en verweerster.

2.4    In september 2019 heeft de vrouw zich tot verweerster gewend voor rechtsbijstand in het geschil met klager.

2.5    Op 7 oktober 2019 heeft verweerster, als advocaat van de vrouw, klager aangeschreven over (wijzigingen in) het ouderschapsplan van klager en de vrouw.

2.6    Diezelfde dag heeft een (tweede) telefoongesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster.

2.7    Bij brief van 11 oktober 2019 heeft klager verweerster onder meer gewezen op artikel 15 lid 2 van de Gedragsregels advocatuur en geschreven:

“(…) Ik heb op 25 april 2019 om 12:55 uur met u een telefoongesprek gevoerd die 37 min en 8 sec heeft geduurd (zie bijlage 1). Dit is niet alleen een algemeen gesprek geweest zoals u nu ineens schetst in ons telefoon gesprek d.d. 07-10-2019. U heeft mij in het telefoongesprek op 25 april 2019 zeer zeker adviezen gegeven en mijn informatie ter harte genomen. (…) U zult dan ook wellicht begrijpen dat tot mijn verbazing dezelfde advocaat, die dit zegt tegen mij in het telefoongesprek d.d. 25-04-2019, zich nu ineens leent voor deze zaak. Tevens heeft u aan het einde van het telefoon gesprek gevraagd om de naam van het kind. Daarop heb ik [naam kind] genoemd. U wist al wie ik was en heeft toen tegen mij gezegd dat als er een vervolg zou  komen of dat ik hulp nodig zou hebben, ik mij wel bij u kon melden voor het vervolg. Ik neem aan dat als u dit leest uw eigen conclusies kunt trekken en hetgeen opvolgt in artikel 2 van Regel 15 van de gedragsregels advocatuur. (…)”

2.8    Op 20 december 2019 heeft verweerster, namens de vrouw, een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Overijssel.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    in strijd met gedragsregel 15 eerste lid tegen klager als (voormalig) cliënt is gaan optreden.

b)    in strijd met gedragsregel 15 tweede lid zich niet uit de zaak heeft teruggetrokken nadat zij van klager had vernomen dat de situatie van gedragsregel 15 eerste lid was ontstaan.

3.2    Klager stelt dat verweerster en hij elkaar zakelijk kennen. Klager stelt verder dat hij op 25 april 2019 langdurig telefonisch met verweerster heeft gesproken. In dit gesprek heeft verweerster klager juridisch advies gegeven en aangegeven dat, mocht het tot een zaak komen, klager contact met haar kon opnemen. Gelet op dit inhoudelijke contact stelt klager dat een formele advocaat-cliënt relatie tot stand is gekomen. Vervolgens is verweerster in september 2019 de wederpartij van klager gaan bijstaan en is zij met de informatie die zij van klager had verkregen een procedure bij de rechtbank tegen klager gestart.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

4.2    Verweerster stelt dat klager niet haar cliënt is en ook nimmer is geweest. Zij stelt dat er eenmalig telefonisch contact is geweest. Verweerster betwist al hetgeen klager over dit telefoongesprek heeft gesteld. Verweerster stelt dat klager in dat telefoongesprek enkele algemene vragen heeft gesteld. De naam van de vrouw is in het telefoongesprek niet genoemd. Klager heeft niet om verweersters rechtsbijstand verzocht. Verweerster heeft ook geen (vertrouwelijke) stukken van klager ontvangen. Zij heeft dan ook geweigerd zich terug te trekken als advocaat van de vrouw.

4.3    De raad zal hierna, waar nodig op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt bij de beoordeling voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalig) eigen cliënt of de cliënt van een kantoorgenoot. Dit volgt ook uit Gedragsregel 15 lid 1. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en over de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Deze regel geldt op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Discipline ook indien er geen formele opdrachtrelatie tot stand is gekomen, maar er wel diverse contacten hebben plaatsgehad, er stukken zijn ontvangen en er inhoudelijk over de zaak is gesproken. Tevens is vaste rechtspraak dat een wederpartij of een derde geen beroep kan doen op gedragsregel 15. Wel is dan beroep mogelijk op de algemene norm van gedragsregel 2.

5.2    Allereerst moet daarom beoordeeld worden of klager in het verleden cliënt is geweest van verweerster, dan wel of er sprake is geweest van contacten vooruitlopend op een dergelijke relatie waarbij vertrouwelijke informatie is gedeeld en besproken.

5.3    Vaststaat dat tussen klager en verweerster geen formele advocaat-cliënt relatie heeft bestaan. De raad stelt verder vast dat klager en verweerster elkaar op 25 april 2019 gedurende ongeveer 38 minuten telefonisch hebben gesproken. Klager en verweerster verschillen van mening over de inhoud van het gesprek. Klager heeft erkend dat zij elkaar eerder zakelijk kenden. Klager is tevens hypotheekadviseur. Verweerster heeft aangevoerd dat klager heeft gebeld over een van hun beider cliënten. Dat in dat gesprek naast algemene informatie ook de persoonlijke situatie van klager concreet zou zijn besproken is gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerster niet komen vast te staan. Het is de raad niet gebleken dat er verder (inhoudelijk) contact tussen klager en verweerster over het geschil met de vrouw is geweest. Evenmin is het de raad gebleken dat door klager (vertrouwelijke) stukken over het geschil aan verweerster zijn verstrekt. Van (een begin van) advisering door verweerster aan klager is niet gebleken. Dat verweerster beschikte over vertrouwelijke informatie van klager, kan de raad niet vaststellen, nu dit door klager is gesteld, maar niet is onderbouwd.

5.4    Anders dan in de door klager aangehaalde uitspraak van het Hof van Discipline van 13 januari 2020 (ECLI:NL:TADRAMS:2020:19) gaat het in de onderhavige zaak slechts om één (telefonisch) gesprek, waarvan de inhoud niet vast staat zoals hiervoor is overwogen.

5.5    De raad is gelet op dit alles van oordeel dat niet gebleken is van contacten vooruitlopend op een advocaat-cliënt relatie waarbij vertrouwelijke informatie is gedeeld of besproken. Het stond verweerster dan ook vrij om tegen klager op te treden. Van handelen in strijd met gedragsregel 15 is geen sprake. De beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans en G.H.H. Kerkhof, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2021.

 

Griffier                                                                                                  Voorzitter

 

Verzonden d.d. 17 mei 2021