Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:126

Zaaknummer

21-025

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Klaagster kan in haar klacht worden ontvangen voor zover de klacht betreft dat verweerster niet in het belang van de kinderen heeft gehandeld, maar niet voor zover de klacht betreft dat verweerster niet heeft gehandeld in het belang van haar cliënt. Verweerster heeft met haar verzoek om een hogere partneralimentatie vanwege gewijzigde omstandigheden van klaagster niet de grenzen van het betamelijke overschreden en evenmin onnodig polariserend opgetreden. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2021

in de zaak 21-025/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 14 januari 2021 met kenmerk Z 1221468/LF/SD, door de raad ontvangen op 14 januari 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    De rechtbank Midden-Nederland heeft de echtscheiding tussen klaagster en de cliënt van verweerster uitgesproken bij beschikking van 28 maart 2018, hersteld bij beschikking van 4 mei 2018.

1.2    Partijen hebben op 21 juni 2018 in een convenant nog aanvullende afspraken gemaakt inzake onder meer de door klaagster te betalen partneralimentatie.

1.3    De toenmalige advocaat van klaagster, heeft bij brief van 6 februari 2019 aan verweerster te kennen gegeven dat klaagster niet in staat was om enige bijdrage in het levensonderhoud van de cliënt van verweerster te leveren, aangezien klaagster op dat moment zowel een huurwoning als een koopwoning in aanbouw moest bekostigen.

1.4    Verweerster heeft namens haar op 24 juni 2020 klaagster aangeschreven met het verzoek om de meest recente financiële gegevens te verstrekken vanwege een veronderstelde wijziging in de omstandigheden van klaagster, in die zin dat klaagster door haar verhuizing inmiddels alleen nog woonlasten heeft ten behoeve van haar koopwoning.

1.5    In reactie hierop heeft klaagster in e-mails van 25 en 26 juni 2020 gesteld dat haar draagkracht juist was afgenomen. Klaagster heeft de gevraagde financiële gegevens niet verstrekt.

1.6    Verweerster heeft bij brief van 23 juli 2020 klaagster een alimentatieberekening toegezonden met de vraag of zij met deze berekening akkoord kon gaan, bij gebreke waarvan haar cliënt zich vrij zou achten om een nieuwe procedure te starten. Verweerster heeft hieraan toegevoegd dat haar cliënt ervan uitgaat dat klaagster het voorgestelde bedrag kan voldoen met ingang van 1 oktober 2019 vanwege de verhuizing naar de koopwoning die inmiddels had plaatsgevonden en een salarisverhoging door haar werkgever van 3 % conform de voor klaagster geldende CAO.

1.7    Op 27 juli 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft niet gehandeld in het belang van haar cliënt of van diens kinderen.

Toelichting

Klaagster is van mening dat verweerster haar cliënt had moeten adviseren om de beschikking van de rechter van 28 maart 2018 te respecteren. Door dit niet te doen handelt verweerster niet in het belang van haar cliënt of diens kinderen. De ex-echtgenoot van klaagster is zelf niet in staat de consequenties van zijn acties voor derden, zoals zijn kinderen, te overzien vanwege niet aangeboren hersenletsel, en zou daarin door zijn advocaat geholpen moeten worden. Het aansturen op een wijziging van alimentatie, waar volgens klaagster geen grond voor is, brengt onrust  en nodeloze kosten voor alle partijen met zich mee. De kinderen hebben last van alle spanningen die daardoor ontstaan en ook de kosten die gepaard gaan met een verzoek tot wijziging van alimentatie gaan ten koste van de kinderen. Het voorstel tot herziening is volgens klaagster onterecht, omdat bij de berekening van de in 2018 vastgestelde partneralimentatie geen rekening was gehouden met de dubbele woonlasten en zich geen zwaarwegende wijzigingen in haar inkomenssituatie hebben voorgedaan.

b)    Verweerster heeft een draagkrachtberekening opgesteld, waarin minimaal twee onjuiste posten zijn opgevoerd.

Toelichting

Klaagster is van mening dat verweerster in de draagkrachtberekening in haar brief van 23 juli 2020 bewust minimaal een tweetal onjuiste posten heeft opgenomen. De post over het kind gebonden budget is ten onrechte opgenomen in de berekening, omdat de rechtbank in de beschikking van 28 maart 2018 al had aangegeven dat deze niet meegenomen diende te worden in de berekening van de partneralimentatie. De post over de huurtoeslag is ten onrechte opgevoerd, omdat klaagster inmiddels in een koopwoning woont. Door onterechte posten in de draagkrachtberekening op te nemen, is het inkomen van klaagster kunstmatig en onterecht verhoogd en zijn bij haar cliënt te hoge verwachtingen gewekt.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    De cliënt van verweerster had een dringende behoefte aan een hogere bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Er was een wijziging van omstandigheden aan de kant van klaagster opgetreden, omdat zij na de verhuizing naar haar koopwoning geen dubbele woonlasten meer had en tevens omdat zij een salarisverhoging van 3% had gekregen. Verweerster heeft in haar verweer bevestigd dat haar cliënt een niet aangeboren hersenletsel heeft, maar zij heeft erop gewezen dat dit niet wegneemt dat zij, indien daartoe aanleiding is, namens haar cliënt aanspraak mag maken op een hogere bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud. Een eventuele verhoging van de partneralimentatie gaat niet ten koste van de kinderen, aangezien deze alleen plaatsvindt als klaagster daaraan kan voldoen. Daarbij zal allereerst rekening zal worden gehouden met de bijdragen van klaagster in de kosten van de kinderen.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerster heeft klaagster gevraagd om haar actuele financiële gegevens vanwege een wijziging in de omstandigheden van klaagster. Omdat klaagster aan dit verzoek geen gehoor wilde geven, heeft verweerster op grond van diverse aannames en op basis van eerdere stukken een draagkrachtberekening moeten maken. Deze berekening heeft verweerster aan klaagster toegezonden met de vraag of zij daarmee akkoord ging. Verweerster heeft erkend dat zij abusievelijk de post huurtoeslag heeft meegenomen in de berekening. Met betrekking tot de post over het kind gebonden budget, heeft verweerster aangevoerd dat klaagster deze bijdrage dient te gebruiken om in de kosten van de kinderen te voorzien en dat zij daardoor een grotere ruimte heeft om bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van haar voormalige echtgenoot. Verweerster meent dat de kinderen van partijen hierdoor niets tekort kunnen komen. Verweerster heeft aangegeven dat zij geenszins een irreëel beeld heeft willen voorspiegelen aan haar cliënt, om hem te bewegen een procedure aan te gaan. Het was juist de bedoeling buiten een procedure om een afspraak te kunnen maken.

 

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline komt aan een advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    In familiekwesties geldt op deze maatstaf nog een aanvulling, namelijk dat de advocaat in familiekwesties in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, omdat met name de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Voor zover in dit klachtonderdeel erover wordt geklaagd dat verweerster niet heeft gehandeld in het belang van haar cliënt, is dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster is immers niet de cliënt van verweerster en heeft om die reden geen eigen rechtstreeks belang bij dit klachtonderdeel.

4.4    Voor zover in dit klachtonderdeel erover wordt geklaagd dat verweerster niet heeft gehandeld in het belang van de gezamenlijke kinderen van partijen, heeft zij naar het oordeel van de voorzitter als moeder van de kinderen wel een eigen rechtstreeks belang bij de klacht en kan zij daarin worden ontvangen.

4.5    Aangezien het handelen betreft van de advocaat die niet de advocaat van klaagster is, dient deze klacht aan de hand van de onder 4.1 en 4.2 verwoorde maatstaf te worden beoordeeld. De voorzitter is van oordeel dat verweerster als partijdige belangenbehartiger van de ex-echtgenoot die dringende behoefte had aan een hogere bijdrage van klaagster in het levensonderhoud, niet kan worden verweten dat zij klaagster heeft verzocht om een hogere partneralimentatie vanwege gewijzigde omstandigheden bij klaagster. Verweerster heeft hiermee niet de grenzen van het betamelijke overschreden en evenmin onnodig polariserend opgetreden. Zoals verweerster terecht naar voren heeft gebracht, wordt een verhoging van de partneralimentatie alleen toegekend als klaagster daaraan kan voldoen, waarbij eerst rekening zal worden gehouden met de bijdragen van klaagster in de kosten van de kinderen. Door het verzoek tot wijziging van de partneralimentatie worden de gezamenlijke kinderen dan ook niet onevenredig in hun belangen geschaad. Nu verweerster de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid niet heeft overschreden, zal klachtonderdeel a) in zoverre kennelijk ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

4.6    Met betrekking tot de klacht over het opnemen van onjuiste posten in de draagkrachtberekening, heeft verweerster erkend dat zij de post  over de huurtoeslag abusievelijk in de berekening heeft opgenomen. Zoals verweerster onweersproken heeft aangevoerd, heeft zij verder de draagkrachtberekening opgesteld op basis van diverse aannames, omdat klaagster heeft geweigerd om desgevraagd actuele gegevens over haar financiële situatie te verstrekken. Vervolgens heeft verweerster de berekening aan klaagster voorgelegd met de vraag of zij daarmee akkoord kon gaan. Gelet op deze omstandigheden en tevens gelet op de onder alinea 4.1 verwoorde grote mate van vrijheid in de wijze waarop verweerster als advocaat van de wederpartij de belangen van haar cliënt mag behartigen, kan verweerster naar het oordeel van de voorzitter niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij naar de mening van klaagster onterechte posten in de berekening heeft opgenomen. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2021.

 

Griffier                                                                                          Voorzitter

 

Verzonden d.d. 10 mei 2021