Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-07-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:163
Zaaknummer
20-842/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet. (Dat klager niet bij de zitting aanwezig was en twee uur voor de zitting mobiel had gebeld met de mededeling dat hij vastzat in de trein maakt volgens de beslissing gelet op de bijkomende omstandigheden niet dat de zitting ten onrechte is doorgegaan en geen nieuwe zitting is gepland.)
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 5 juli 2021
in de zaak 20/842/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 december 2020 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 september 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 4 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1001283/EJH/SH van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 14 december 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 12 januari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 mei 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager was niet aanwezig. Klager had voor het aanvangstijdstip van de zitting gebeld met de griffie met het bericht dat hij vastzat in een trein. Vanuit de raad is daarna verscheidene keren geprobeerd klager telefonisch te bereiken, maar dat is niet gelukt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De voorzitter heeft een onjuiste voorstelling van feiten gegeven door te vermelden dat klager een geschil had met mevrouw N, lid van de Partij van de Arbeid (hierna: de PvdA), want hij had geen geschil met haar. Ook klopt het niet dat klager zich eind 2017 bij het PvdA partijbureau heeft gemeld, want het is een Amsterdams ex-gemeenteraadslid geweest dat zich ten behoeve van klager in juni 2017 bij het PvdA partijbureau heeft gemeld. De voorzitter heeft daarnaast miskend dat verweerder niet alles op alles heeft gezet om tot een minnelijke oplossing te komen en niet heeft aangeboden om bij klager langs te komen en dat de bewijslast hieromtrent bij verweerder rust. Evenzeer heeft de voorzitter miskend dat klager belang had te vernemen welke personen verweerder vertegenwoordigde in de dagvaardingsprocedure jegens hem en dat niet anoniem kan worden geprocedeerd. Ook heeft de voorzitter diverse punten uit zijn klacht genegeerd.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Omdat klager op 29 mei 2021 een e-mail heeft gestuurd, waarin staat: “De zitting is gewoon doorgegaan? Ik zat vast in de trein.” overweegt de raad eerst het volgende, voor zover klager zich met deze e-mail op het standpunt heeft gesteld dat de zitting ten onrechte doorgang heeft gevonden. Klager was uitgenodigd voor een zitting op 28 mei 2021 om 11.40 uur. Nadat klager ongeveer twee uur voor het aanvangstijdstip van de zitting telefonisch aan de griffie met achterlating van zijn mobiele telefoonnummer had laten weten dat hij vastzat in een trein vanwege een aanrijding met een persoon heeft hij die dag niets meer van zich laten horen. Hij heeft dus niet op een later tijdstip nog laten weten dat het onmogelijk was om tijdig bij de zitting aanwezig te zijn, of op welk tijdstip hij wel aanwezig zou kunnen zijn. Evenmin heeft klager om uitstel van de zitting verzocht. Vanuit de raad is verscheidene keren, de laatste keer vlak voor het aanvangstijdstip van de zitting, getracht telefonisch contact met klager te krijgen, maar klager was steeds telefonisch niet bereikbaar. Onder deze omstandigheden bestond er voor de raad geen aanleiding om de zitting ondanks de afwezigheid van klager geen doorgang te laten vinden. De e-mail van klager van 1 juni 2021, waarin hij heeft vermeld dat de trein uren had stilgestaan tussen Den Haag en Leiden en dat de batterij van zijn telefoon leegraakte, vormt geen reden voor een ander oordeel en evenmin een reden om klager uit te nodigen voor een nieuwe zitting. Het niet telefonisch bereikbaar zijn, komt naar het oordeel van de raad onder de geschetste omstandigheden voor rekening en risico van klager.
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De vermelding in de voorzittersbeslissing dat klager een geschil had met mevrouw N en dat hij zich eind 2017 bij het PvdA partijbureau heeft gemeld, zijn geen relevante feiten of omstandigheden geweest voor de beslissing. De voorzitter heeft terecht overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder niet heeft gestreefd naar een minnelijke oplossing, nog los van de vraag of als dat anders zou zijn geweest, sprake zou zijn geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het is niet zo dat van een advocaat wordt verwacht dat hij bewijst alles op alles te hebben gezet om tot een minnelijke oplossing te komen, zoals klager lijkt te veronderstellen.
4.4 De voorzitter heeft voorts terecht overwogen dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat verweerder de namen van zijn cliënten niet met klager wil delen. De stelling van klager dat er niet anoniem kan worden geprocedeerd, baat hem niet omdat, zo daarvan sprake zou zijn, het aan de rechter is hierover te oordelen. Omdat klager zijn stelling dat de voorzitter diverse punten uit zijn klacht heeft genegeerd niet nader heeft toegelicht, gaat de raad aan deze stelling voorbij. De conclusie is dat er geen reden is om in redelijkheid te betwijfelen of de beslissing van de voorzitter juist is.
4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. I. R. van der Veen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 5 juli 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.