Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:154

Zaaknummer

21-452/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij is kennelijk ongegrond. Overleg met of toestemming van de deken was voor het leggen van conservatoir beslag bij klager (advocaat) niet vereist. Verweerster is de haar toekomende ruime vrijheid  bij het behartigen van de belangen van haar cliӫnten niet ten koste van klager te buiten gegaan.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 28 juni 2021

in de zaak 21-452/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 mei 2021 met kenmerk 2021-1332041/EJH/AvO digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster staat cliënten bij in hun geschil met klager over een loonvordering op klager. Klager was advocaat.

1.2    Op 29 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft in strijd gehandeld met de Gedragsregels en de Advocatenwet door zonder voorafgaand overleg met de Amsterdamse deken en zonder diens toestemming conservatoir beslag te leggen op klagers bankrekening.

b)    Verweerster is op basis van een verkeerde voorstelling van zaken, ingegeven door haar cliënten, een zaak tegen klager is begonnen. Ze heeft geen enkele poging gedaan om de zaak in der minne te regelen.

c)    Verweerster heeft haar zorgplicht jegens klager niet nageleefd.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1    De voorzitter overweegt dat overleg met of toestemming van de deken voor het leggen van conservatoir beslag niet is vereist. Dat klager, zoals hij heeft vermeld, ten tijde van het leggen dat het beslag nog als advocaat stond ingeschreven op het tableau, maakt dit niet anders. De voorzitter zal daarom dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.

De klachtonderdelen b) en c) lenen zich gelet op hun samenhang voor gezamenlijke behandeling

4.1    De raad overweegt als volgt. Verweerster treedt op als advocaat van de wederpartij. De maatstaf voor het optreden van de advocaat van de wederpartij luidt als volgt. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Zie bijvoorbeeld de beslissing van het hof van discipline van 5 februari 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:32.

4.2    Verweerster heeft verklaard dat zij voorafgaand aan het leggen van het conservatoir beslag in april 2020 klager bij brief van 18 maart 2020 heeft gesommeerd om aan zijn verplichtingen jegens haar cliënten te voldoen. Klager heeft niet betwist dat hij niet op deze brief heeft gereageerd. Hij kan verweerster dus niet verwijten dat zíj niet naar een minnelijke oplossing heeft gestreefd. Dat klager flink op kosten zou zijn gejaagd, doet hier niet aan af. Klager heeft verder gesteld dat verweerster zich te veel heeft laten leiden door de pertinente onwaarheden die haar cliënten aan haar hebben verteld en dat verweerster en de deken hebben samengespannen. Omdat klager het gestelde niet heeft onderbouwd, kan de voorzitter niet vaststellen dat hij gelijk heeft. Klager heeft verder naar voren gebracht dat verweerster haar cliënten onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over hun juridische (on)mogelijkheden en niet in hun belang heeft gehandeld. Deze stellingen behoeven geen bespreking, omdat zij geen betrekking hebben op rechtstreeks betrokken belangen van klager. Wat betreft het standpunt van klager dat verweerster haar zorgplicht jegens hem niet heeft nageleefd, overweegt de voorzitter dat zij dit standpunt niet deelt. Als advocaat van de wederpartij heeft verweerster, gelet op de hierboven opgenomen maatstaf, een ruime vrijheid bij het behartigen van de belangen van haar cliënten. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster bij het behartigen van deze belangen de haar toekomende vrijheid ten koste van klager te buiten is gegaan. De voorzitter zal daarom ook deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 28 juni 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.