Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-07-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:125

Zaaknummer

21-431/DB/OB

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft klacht dat advocaat haar belangen onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd en niet heeft geantwoord op vragen en verzoeken onvoldoende onderbouwd. Het staat een advocaat vrij om een aansprakelijkstelling te betwisten en hij is niet gehouden over een ingediende klacht overleg te voeren om tot een oplossing te komen. Advocaat heeft zich terecht en niet op een ongelegen moment als advocaat onttrokken.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 8 juli 2021

in de zaak 21-431/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over:

verweerder

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 18 mei 2021 met kenmerk 48/20/160K, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerder heeft klaagster onder meer bijgestaan in een procedure tussen klaagster en X. In deze procedure heeft de rechtbank bij vonnis van 12 augustus 2020 zowel de vorderingen van klaagster in conventie als de vorderingen van X in reconventie  afgewezen.

1.2    De secretaresse van verweerder heeft op 12 augustus 2020 desgevraagd een afschrift van het vonnis aan klaagster toegezonden. De echtgenoot van klaagster heeft verweerder op 17 augustus 2020 namens klaagster aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Verweerder heeft op 18 augustus 2020 aan (de echtgenoot van) klaagster bericht zich vanwege de aansprakelijkstelling en de daardoor verstoorde relatie in alle zaken als advocaat van klaagster te zullen onttrekken.

1.3    Op 19 augustus 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft de belangen van klaagster in een zaak met een belang van meer dan € 1.000.000,- onvoldoende behartigd doordat hij:

a)    geen kennis van de zaak had en ook geen moeite heeft gedaan om de zaak te bestuderen, die hem volledig met bewijzen en een schema in juli 2018 is aangereikt;

b)    geen moeite heeft gedaan om de belangen van klaagster te behartigen en onbereikbaar voor klaagster was;

c)    geen reactie heeft gegeven op eerdere berichten van klaagster over de zittingen en de uitspraak in de zaak van klaagster;

d)    geen inzet heeft getoond tijdens de comparitie van 23 oktober 2019 en er blijk van heeft gegeven de zaak in het geheel niet te kennen (zie proces-verbaal van de comparitie van 23 oktober 2019);

e)    de rechter onjuist heeft geïnformeerd in de akte wijziging naar aanleiding van de eerdere comparitie;

f)    geen vragen heeft gesteld tijdens het getuigenverhoor van 5 februari 2020, hoewel die vooraf op papier waren gesteld;

g)    de vragen voorafgaand aan het getuigenverhoor niet heeft bekeken of ter zitting heeft gebruikt waardoor de rechter een onjuist beeld heeft verkregen van de zaak en de feiten waardoor de zaak alsnog verkeerd is afgelopen, dit terwijl het tussenvonnis al ten gunste van klaagster was geoordeeld dat klaagster voldoende bewijs had ingebracht;

h)    geen vragen heeft gesteld tijdens de contra-enquête op 20 mei 2020 en de rechter niet heeft geïnformeerd over de gebeurtenissen;

i)    het vonnis heeft toegestuurd zonder inhoudelijk commentaar en onbereikbaar was voor overleg en niet heeft teruggebeld ondanks meerdere verzoeken aan zijn secretaresse en zich zonder voorafgaande aankondiging als advocaat heeft onttrokken zonder enig overleg;

j)    vertraging en extra kosten heeft veroorzaakt doordat klaagster genoodzaakt werd om een nieuwe advocaat te benaderen voor hoger beroep, die heeft geïnformeerd naar de reden waarom verweerder zich had onttrokken;

k)    zich in een andere lopende hoger beroepsprocedure eveneens heeft onttrokken, voor welke zaak klaagster nog geen opvolgend advocaat heeft benaderd omdat zij nog steeds geen antwoord heeft ontvangen naar aanleiding van deze eenzijdige onttrekking, die klaagster daarom ook niet accepteert;

l)    door zijn handelwijze en opstelling schade heeft veroorzaakt als gevolg van het nodeloze hoger beroep en hoewel de zaak volledig duidelijk was en er meerdere uitspraken beschikbaar waren en de rechter al een voor klaagster gunstig standpunt had bepaald, bewust heeft nagelaten om de rechtbank enkel te informeren over de feiten;

m)    tegen beter weten in de aansprakelijkstelling integraal betwist terwijl het duidelijk is, gelet op de drie processen-verbaal van de comparitie, dat de schade willens en wetens door hem is veroorzaakt;

n)    op meerdere punten klachtwaardig heeft gehandeld en weigerachtig is om in onderling overleg tot een oplossing te komen voor de klacht van klaagster en een gesprek daartoe uit de weg gaat waardoor er sinds 13 augustus 2020 geen enkel contact meer is geweest;

o)    zaken aanneemt waarmee vervolgens niets wordt gedaan en waarin hij de inhoudelijke voorbereidende werkzaamheden laat verrichten door medewerkers (stagiaires HBO rechten) waardoor hij op de zitting zich niet weet te presenteren omdat hij niet weet waar het in de zaak over gaat en het dossier dus niet (voldoende) beheerst.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a, b (gedeeltelijk|) , d, e, f, g, h, l en o

4.1    De klachtonderdelen a, b (gedeeltelijk), d, e, f, g, h, l en o hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig  te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

4.2    Tegenover de vele klachten van klaagster in voormelde klachtonderdelen over de dienstverlening van verweerder staat de gemotiveerde betwisting van verweerder. Klaagster heeft ter onderbouwing van zijn klachten over de kwaliteit van de dienstverlening het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 februari 2020, het proces-verbaal van contra-enquête van 20 mei 2020 en het vonnis van de rechtbank van 12 augustus 2020 overgelegd. Het proces-verbaal van de zitting van de comparitie van 23 oktober 2019, waarnaar klaagster in klachtonderdeel d verwijst is door klaagster niet ingebracht. Uit voormelde stukken kan niet worden afgeleid dat de werkzaamheden van verweerder bij de behartiging van de belangen van klaagster niet hebben voldaan aan hetgeen binnen de advocatuur als beroepsgroep als professionele standaard geldt. Uit de overgelegde processen verbaal van de getuigenverhoren volgt dat verweerder wel vragen heeft gesteld aan de getuigen. Mogelijk heeft verweerder niet alle door (de echtgenoot van) klaagster vooraf op papier gestelde vragen gesteld, maar dat betekent niet dat verweerder de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. Op verweerder rustte de taak om te bepalen welke vragen in het belang van zijn cliënte diende te worden gesteld. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij, gelet op de aan de wederpartij verstrekte bewijsopdracht, goede gronden had om niet alle op papier gestelde vragen aan de getuigen te stellen. Ook uit het door klaagster overgelegde vonnis van de rechtbank van 12 augustus 2020 volgt niet dat verweerder de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. De rechtbank heeft de door partijen verwoorde standpunten en de door de getuigen afgelegde verklaringen beoordeeld en zich daarbij in het bijzonder uitgelaten over de (on)geloofwaardigheid van enkele getuigenverklaringen alsmede het feit dat klaagster zelf ervan heeft afgezien een verklaring als getuige af te leggen. De rechtbank heeft op grond daarvan de vorderingen van klaagster afgewezen. Niet valt in te zien welk verwijt verweerder hiervan valt te maken. Ook overigens is in het licht van de gemotiveerde betwisting van verweerder onvoldoende feitelijk toegelicht en onderbouwd en evenmin gebleken dat verweerder de belangen van klaagster onzorgvuldig heeft behartigd.

Ad klachtonderdelen b (gedeeltelijk), c en i (gedeeltelijk)

4.3    De klachtonderdelen b (gedeeltelijk), c en i (gedeeltelijk) hebben betrekking op de communicatie van verweerder met klaagster en diens (on)bereikbaarheid voor klaagster. Uit de overgelegde correspondentie volgt dat de correspondentie verliep via de echtgenoot van klaagster en dat verweerder wel heeft gereageerd op vragen en verzoeken van de echtgenoot van klaagster. Gebleken is dat het vonnis van de rechtbank van 12 augustus 2020 desgevraagd direct na ontvangst door de secretaresse van verweerder aan (de echtgenoot van) klaagster is toegezonden. De echtgenoot van klaagster heeft verweerder kort daarna namens klaagster aansprakelijk gesteld voor de door klaagster geleden schade. Verweerder heeft op 18 augustus 2020 nog gereageerd op het vonnis en zich gelet op de vertrouwensbreuk onttrokken als advocaat van klaagster. De klachten over de communicatie en onbereikbaarheid van verweerder zijn door klaagster onvoldoende geconcretiseerd en tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder onvoldoende onderbouwd.

Ad klachtonderdelen i (gedeeltelijk), j en k

4.4    De klachtonderdelen i (gedeeltelijk), j en k hebben betrekking op de onttrekking van verweerder als advocaat van klaagster. Het staat een advocaat in beginsel vrij een zaak die hij in behandeling heeft genomen weer neer te leggen, wanneer hij van oordeel is dat de voor die behandeling noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestaat. Wederzijds vertrouwen is immers essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door de advocaat. De advocaat mag zijn opdracht echter niet op een ongelegen moment neerleggen, wat het geval kan zijn als de belangen van zijn cliënt(e) door de keuze van dat moment worden geschaad.

4.4    Verweerder had gelet op de toonzetting van de correspondentie in de periode van 14 – 17 augustus 2020 en de aansprakelijkstelling goede gronden om te stellen dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk die aan voortzetting van zijn werkzaamheden voor klaagster in de weg stond. Het stond verweerder vrij om op grond van de door hem geconstateerde vertrouwensbreuk eenzijdig over te gaan tot onttrekking aan de zaken van klaagster. Hij hoefde hiertoe vooraf geen overleg met klaagster te voeren. Niet is gebleken dat verweerder zich op een ongelegen moment heeft onttrokken. Klaagster had voor het instellen van hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank van 12 augustus 2020 nog ruimschoots de tijd om zich tot een andere advocaat te wenden. Het is begrijpelijk dat verweerder zich, gelet op de vertrouwensbreuk tussen klaagster en verweerder, ook in andere voor klaagster in behandeling zijnde zaken als advocaat van klaagster heeft onttrokken. Ook hierin is niet gebleken dat verweerder zich op een ongelegen moment heeft onttrokken. Onvoldoende is toegelicht en onderbouwd welk verwijt verweerder ter zake tuchtrechtelijk valt te maken.

Ad klachtonderdelen m en n

4.5    De klachtonderdelen m en n hebben betrekking op de reactie van verweerder op de aansprakelijkstelling en de tegen verweerder ingediende klachten. Het stond verweerder vrij om de aansprakelijkstelling te betwisten. Verweerder stelt dat hij de aansprakelijkstelling aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft gemeld waarmee hij heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting. Op verweerder rustte evenmin een verplichting om met (de echtgenoot van) klaagster in gesprek te gaan over de over hem ingediende klachten en in onderling overleg tot een oplossing te komen. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

4.6    Op grond van al het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.

 

Griffier                 Voorzitter