Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:153

Zaaknummer

21-429/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang. Onder meer geen sprake van het verstrekken van onjuiste informatie of het frustreren van een minnelijke regeling.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  28 juni 2021

in de zaak 21-429/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 17 mei 2021 met kenmerk td/ds/1233447, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 en 8 tot en met 15.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster is de advocaat van de ex-partner (hierna: de vrouw) van klager. Klager en de vrouw zijn in verschillende procedures verwikkeld, onder meer over hun twee minderjarige kinderen (hierna: de kinderen).

1.2    Op 17 augustus 2020 heeft verweerster namens de vrouw een (aanvullend) verweerschrift tegen verzoekschrift vaststelling gezamenlijk gezag en zorg- of omgangsregeling (hierna: het verweerschrift) bij de rechtbank ingediend. Daarin staat, voor zover van belang:

“10. De vrouw kan talloze voorbeelden geven. Typerend zijn de recente gebeurtenissen in het licht van de opmerkingen van de man dat de communicatie nu veel beter gaat. De man bagatelliseert de feiten en noemt het ‘grote beweringen van de vrouw’. Ook in het recente schrijven van de zijde van de man wordt gesproken over het feit dat recent zelfs nog de politie betrokken is geweest bij partijen, in aanwezigheid van de kinderen. Onbegrijpelijk is dat dit geen uit de hand gelopen situatie door de man wordt genoemd. Ter toelichting: [de kinderen] zijn in de zomervakantie drie weken bij de man geweest. Tijdens videobellen zag de vrouw dat [een van de kinderen] in haar gezicht erg gezwollen was (…) Vorige jaar heeft [een van de kinderen] een allergische reactie gehad, waarvoor zij een drankje heeft gekregen van de huisarts. De vrouw veronderstelde eenzelfde allergische reactie en heeft de man gevraagd haar wederom een drankje te geven en/of met haar naar de huisarts te gaan danwel dat de vrouw met [een van de kinderen] naar de huisarts zou gaan. [Klager] heeft aan dit alles niet meegewerkt (…)

11. De vrouw heeft zich echt zorgen gemaakt, helemaal toen zij later begreep dat [een van de kinderen] dit al een paar dagen had en de man hierover geen contact met haar heeft opgenomen. Uiteindelijk heeft de vrouw zelf een afspraak bij de huisarts gemaakt, maar de man weigerde de kinderen te brengen (ook op de vraag of de vrouw de kinderen een uurtje mocht zien en zij dan weer terug zou komen). De vrouw is uiteindelijk het drankje dat de huisarts heeft voorgeschreven naar de man gaan brengen. In de woning van de man heeft hij waar de kinderen bij waren, de deur achter de vrouw op slot gedaan om vervolgens de politie te bellen. Dat de man dit kennelijk opneemt om zijn advocaat te laten luisteren, geeft toch al aan dat dit geen normale situatie is voor ouders laat staan voor de kinderen.

12. De politie is gekomen en heeft aangegeven dat er een melding bij Veilig Thuis zal worden gedaan, omdat van dit alles wederom de kinderen getuigen waren. De vrouw vindt het onbegrijpelijk dat de man niet in is gegaan op haar zorg om [een van de kinderen] (en het advies van de huisarts(assistent) niet wilde volgen) en dit zo uit de hand is gelopen. [De kinderen] zijn de dupe terwijl de vrouw zich zorgen maakte over de gezondheid van [een van de kinderen] en de man hierin niet zijn verantwoordelijkheid nam. Het was een kleine moeite geweest om met [een van de kinderen] naar de huisarts te gaan bijvoorbeeld, al was het in ieder geval ter geruststelling dat de huisarts uitsluitsel kon geven.

13. De vrouw vindt het ook zorgwekkend dat zij van de politie vernam dat de man [een van de kinderen] niet bij haar eigen naam noemt (…) Welk belang van [een van de kinderen] de man hiermee denkt te dienen, ontgaat de vrouw.

14. Datzelfde geldt voor het feit dat de man telkens wanneer zij bij de man zijn geweest, door hem verkleed zijn in kleding die hij kiest. De vrouw krijgt ‘haar’ kleding niet terug, maar wat zij nog erger vindt, is dat de man het voor de kinderen juist onrustig/verwarrend maakt op deze manier. De kinderen zullen zich afvragen wat er mis met hen is in de kleding die de vrouw de kinderen aantrekt. Dat de man dit niet meer zou doen, is bovendien bij het Hof in Amsterdam afgesproken, maar de man houdt zich (ook) hier niet aan.

15. Een ander voorbeeld (maar het staat allemaal niet op zich) is dat de man een beeld schetst alsof de vrouw nergens toestemming voor wil geven, bijvoorbeeld voor hem als hulpouder. Overigens is deze situatie niet opgelost met gezamenlijk gezag zoals de man het doet voorkomen, want wanneer toestemming van een van de ouders uitblijft, zal de geschillenregeling van artikel 1:251a BW over de vervangende toestemming moeten worden ingeroepen.

16. Veel van de vrouw wordt door de man in het negatieve getrokken. Weer staat er dat dit onbespreekbaar is voor moeder. Dat is niet het geval, de vrouw heeft alleen graag dat dit per activiteit wordt besproken (zodat moeder op de hoogte is waar en wanneer de man daar aanwezig is, bijv. als zij zelf ook zou willen dat niet beide ouders daar staan). Dat is de reden dat de vrouw geen toestemming geeft in de vorm van een ‘carte blanche’. Als de man contact met haar zou opnemen over concrete activiteiten dan kan daar overleg over zijn. De man heeft de vrouw echter tot op heden nog geen concrete vraag voorgelegd. De man zegt dat hij graag betrokkenheid wil bij school. Maar toen er weer een keer gezamenlijke afspraak was, stond de vrouw alleen. De man heeft toen zonder overleg met de vrouw een andere afspraak gemaakt.

17. Waar het de vrouw om gaat, is dat de man ook niet overlegt. Verbaasd is de vrouw als zij leest dat ouders volgens de man in goed overleg hebben afgesproken dat [een van de kinderen] met vader op donderdag naar zwemles gaat. [Een van de kinderen] mocht verder voor haar B-diploma en er zijn (…) verschillende mogelijke lestijden, ook op vaders tijd. De man heeft haar voor vrijdag 18-19 uur opgegeven, zonder overleg. [Een van de kinderen] heeft al een hele drukke week. De man doet het zwemmen met [een van de kinderen] dus creëert zo op zijn eigen manier een extra bezoekmoment in de week zonder overleg. [Een van de kinderen] ging overigens niet mee, zoals de man het doet voorkomen. De man wordt volgens de vrouw door DJGB nergens op aangesproken als hij afspraken niet nakomt. Als de man moeder blijft bestoken met vragen en mails terwijl was afgesproken in het schriftje te communiceren, geeft DJGB aan moeder aan dat zij ‘het vader niet kan verbieden’. Er mist dus een regievoerder en het lukt partijen onderling ook niet.

18. Eenvoudige afspraken die partijen reeds bij het Hof in oktober 2018 hebben gemaakt worden niet nagekomen door de man. Het schriftje is bedoeld als overdracht. In het schrift vraagt de man echter naar een hele verantwoording van de vrouw per dag (…)

19. Bij het Hof is ook reeds besproken dat de man niet zomaar zonder vooraankondiging moet verschijnen. Op 5 augustus jl. is de man zomaar bij het tandartsbezoek van de kinderen, zonder enig vooroverleg met de vrouw.

20. De vrouw vindt het kwalijk dat de man haar diskwalificeert als moeder. De vrouw vindt het nog steeds heel erg dat de man heeft aangevoerd vorig jaar dat hij een UHP in het belang van de kinderen zou vinden. Maar ook dat de man de vrouw ‘zwart’ maakt (…) is hierin allemaal niet helpend. Op enig moment heeft de man een ‘vertrouwenspersoon’ ingezet die vervolgens zonder de vrouw ooit te hebben gesproken/onderzocht haar heeft beticht van ouderverstoting. Dat zijn acties die niet hebben bijgedragen aan een betere verstandhouding.

21. De vrouw heeft zelf via Kenter ambulante hulp gehad om ondersteuning te krijgen hoe om te gaan met de situatie met de man. Hoewel dit meermalen aan de orde is gesteld, heeft de man zich nooit genoodzaakt gevoeld om voor zichzelf dergelijke ondersteuning in te schakelen. Wanneer de communicatie niet goed gaat, ligt dit volgens de man allemaal aan de vrouw.

22. De minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt. Reeds vóór het uiteengaan van partijen was sprake van een slechte verstandhouding tussen de ouders. De communicatie tussen partijen is nog altijd verstoord.

23. Er is sprake van een onaanvaardbaar risico dat [het ene kind ([en ook het andere kind]) klem en verloren zal raken tussen de ouders, indien zij met het gezamenlijk gezag worden belast. Niet is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, te meer nu hulpverlening op dit moment niet meer is gericht op verbetering van de communicatie tussen partijen.

(…)

25. Subsidiair stelt de vrouw dat zij bereid is mee te werken aan een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wanneer uw rechtbank het van belang acht om door de Raad te worden geadviseerd.

Verweer tegen omgang-/zorgregeling

26. Oorspronkelijk heeft de man in het inleidende verzoekschrift verzocht om een regeling waarbij de kinderen twee van de drie weekenden van vrijdag na schooltijd tot maandag voor schooltijd bij de man zullen verblijven alsmede elke woensdag na schooltijd tot 18.30 uur, alsmede in de week dat de kinderen niet in het weekend bij de man zijn de vrijdagen na school tot 18.30 uur en de helft van de schoolvakanties en wettelijk erkende feestdagen. Telkens wisselt de man weer in welke concrete zorgregeling hij wil.

27. Op 9 juni 2018 is bij vonnis in kort geding een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij is bepaald dat [de kinderen] (na een korte opbouw) op de zaterdagen van 10 uur tot 17 uur bij de man verblijven en de woensdagen van 15 tot 17 uur. Daarbij is (wat moeder betreft ten onrechte) een dwangsom opgelegd voor moeder. In hoger beroep is het kort geding vonnis bekrachtigd op 9 oktober 2018. Bij het Hof hebben partijen concrete afspraken gemaakt (…)

28. Uit alle overgelegde stukken wordt wel duidelijk dat het gaat om een complexe zaak. Op 28 maart 2019 is de ondertoezichtstelling van [de kinderen] uitgesproken, maar maanden lang was er geen jeugdzorgwerker beschikbaar en kon er slechts met een wachtlijstbeheerder contact worden gehouden. Hoewel er eigenlijk binnen zes weken een Plan van Aanpak gemaakt moest worden, was die er ook niet het eerste half jaar (…) Vlak voor de zitting over de verlenging OTS afgelopen mei was er bovendien weer een wisseling van gezinsvoogd. De bedoeling van de OTS was dat er een duidelijke regievoerder zou zijn maar feitelijk is die wat de vrouw betreft in de uitvoering van de OTS onzichtbaar geweest.

29. Partijen hebben een moeizaak traject bij Ouderschap Blijft doorlopen. In de stukken van DJGB staat dat de jeugdbeschermer veel contact heeft gehad met de advocaten om Ouderschap Blijft te starten, maar daar wordt dezerzijds niets in herkend. Ouderschap Blijft is helaas niet positief afgesloten, maar onvoldoende passend geacht.

30. Vanuit Kenter Jeugdhulp (…) is Kinderen uit de Knel (…) of Parallel ouderschap met goede begeleiding geadviseerd (…) Ook Parlan komt tot de conclusie dat Ouderschap Blijft nu niet de passende hulpverlening is (…) Er is volgens Parlan meer baat bij individuele gesprekken en er zal meer zicht moeten komen op de thuissituatie bij vader en de overdrachtsmomenten. Hulp voor de kinderen kan er komen in de vorm van een KIES training.

31. Bij het Gerechtshof waren juist direct concrete afspraken gemaakt om het gemis aan goede communicatie te ondervangen. Daar is bij Ouderschap Blijft en door DJGB volledig aan voorbij gegaan, waardoor de strijd over de diverse punten weer in bepaalde hevigheid werd voortgezet. Bij Ouderschap Blijft is niet voor niets dat juridische procedures stil moesten worden gelegd. Bij OB was het de bedoeling om eerst aan de communicatie en het ouderschap te werken.

32. Na indiening van het verzoekschrift in 2018 heeft de man het in zijn hoofd geprent dat hij recht heeft op gelijkwaardig ouderschap en dat dit inhoudt dat de kinderen de helft van de tijd bij hem horen te zijn. Aan de vraag welke situatie het meest in het belang van de kinderen is, gaat de man hiermee voorbij. Dat gelijkwaardig ouderschap (bij gezaghebbende ouders) niet hetzelfde is als een 50-50%- verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, is evenmin bespreekbaar. Omdat de man het voortdurend blijft hebben over zijn doel erkenning, gezag en co-ouderschap doorkruist dat elkaar nog steeds en dat is wat er volgens de vrouw is gebeurd en nu weer/nog steeds.

33. De vrouw voelt zich niet gehoord en niet serieus genomen. Er was bijv. afgesproken geen berichten meer te sturen, maar de man houdt niet op (…) Over het halen en brengen: het gaat de vrouw niet om een keer 5 minuten te laat, maar de man trekt steeds zijn eigen plan en komt de kinderen structureel te laat brengen, en dan gaat het volgens de vrouw over 45 minuten later. Als hij eerder komt (echt langer dan 5 minuten), verwacht de man van de vrouw dat zij er al moet zijn dat alles geeft onrust. Omdat de man voortdurend doet wat hem goed dunkt is dat voor de vrouw dan weer reden om naar de afspraken te verwijzen.

34. De man maakt bij zijn stukken van de man een selectieve keuze waarmee van de vrouw een negatief beeld wordt neergezet. De man probeert in zijn stukken een beeld neer te zetten van de vrouw dat het juist moeder is die bepaalt maar dat herkent zij niet. Zij heeft juist de man tegemoet willen komen bijvoorbeeld vorig jaar al door de kinderen in de zomervakantie twee losse weken naar vader te laten gaan, en ook nu weer de zomervakantie te delen en nu voelt zij het als wordt dit tegen haar gebruikt.

35. Immers toen vanwege de Coronamaatregelen de school niet fysiek doorging, heeft de vrouw bij wijze van vakantieverdeling aan de man voorgesteld of hij de kinderen dan om de week bij zich zou willen hebben, mede omdat de man wel wilde helpen met schoolwerk. Nooit heeft de vrouw gezegd dat dit een structurele regeling zou zijn. Vanaf 16 maart 2020 heeft de man [de kinderen] om de week 1 aaneengesloten week bij zich gehad vanwege ‘Coronatijd verdeling’ (…) In totaal zijn dat drie weken waarin de kinderen een week aansluitend bij de man geweest vanwege de coronatijd. Daarna is de regeling zoals die in het vonnis van de kort geding rechter stond weer voortgezet.

36. Op 29 mei 2020 is vervolgens het voorstel namens de vrouw aan de man gedaan om de omgangsregeling te wijzigen naar om de week een weekend en daarnaast de woensdagmiddag om 14 uur tot 19 uur (…) De man suggereert dat de vrouw dit voorstel heeft gedaan onder dreiging van een kort geding, terwijl de vrouw het spijtig vindt dat de man niet eens positief kan zijn over het feit dat zij gezien heeft dat een ruimere regeling dan 2x per week een paar uur in het belang van de kinderen is. Maar dat voorstel is door de man afgewezen omdat hij er bij blijft dat het een 50-50% verdeling moet zijn en toen is de regeling van het kort geding uit 2018 bij gebrek aan overeenstemming dus doorgelopen tot de zomervakantie.

37. De man heeft aan dat de kinderrechter in mei ter zitting over de verlenging van de OTS heeft aangegeven dat er een ‘aanzienlijke uitbreiding van de zorgregeling’ zou moeten komen. De kinderrechter heeft aangegeven dat het een uitbreiding naar een meer reguliere regeling op zijn plaats zou zijn. Daaraan heeft de vrouw met haar voorstel wel degelijk gehoor gegeven.

38. Voor de zomervakantie had de vrouw voorgesteld om deze dit jaar te verdelen bij helfte in die zin dat de kinderen de eerste helft van de vakantie drie weken bij de man zijn geweest en de 2e drie weken bij de vrouw.

39. De man was een nieuw kort geding gestart. Het kort geding vonnis van 27 juli 2020 is door de man overgelegd (…)

40. Hierin staat tevens dat de minimale regeling van het kort geding inmiddels achterhaald is. Dat vindt de vrouw ook. Zoals de vrouw bij de Voorzieningenrechter heeft aangegeven, acht zij het in het belang van [de kinderen] dat na afloop van de zomervakantie uitvoering te geven aan een weekendregeling van vrijdag uit school tot maandag naar school (…) Voor de goede orde: aanvankelijk wilde moeder dat de weekenden tot zondag eind van de dag zouden verlopen, maar hierin is zij wederom tegemoet gekomen met nog een extra nacht tot maandagochtend, zodat er mogelijk minder overdrachtmomenten zouden kunnen zijn. Daarnaast zouden de kinderen iedere woensdag van 13 uur tot 19 uur bij de man kunnen verblijven. Dit is nog steeds wat de vrouw de beste regeling voor dit moment voor de kinderen vindt.

(…)

43. Ten opzichte van vorig jaar is er in de verhouding tussen ouders volgens de vrouw niets veranderd. De man wil co-ouderschap en probeerde dit nu weer in dit kort geding af te dwingen. De vrouw vindt een structurele 50-50% regeling niet in het belang van de kinderen. De vrouw vindt het niet correct dat de man het nu doet voorkomen alsof er half maart co-ouderschap is afgesproken, en dat dit acht weken heeft plaatsgevonden. Net als in de zomervakantie heeft de vrouw aan de man gevraagd of hij in de Coronatijd de kinderen om de week bij zich wilde, maar zij heeft nooit ingestemd met reguliere ‘week op-week af’ regeling.

44. De man stelt bovendien dat [de kinderen] er een hele grote behoefte hebben om de man een langere tijd te zien. Dit herkent de vrouw niet. De kinderen hebben altijd bij de vrouw gewoond en zijn niet anders gewend. De man heeft [een van de kinderen] nooit naar school of peuterspeelzaal gebracht zoals hij doet voorkomen. Volgens de vrouw is dit vooral de behoefte van de man zelf. Het zijn niet de kinderen die (de man citerend) zich opgejaagd voelen, maar de man. Dat blijkt wat de vrouw uit het feit dat de man structureel te laat komt.

45. De man probeert nu vanuit het voorstel van de vrouw weer meer uitbreiding te bewerkstelligen terwijl dit nog niet eens heeft plaatsgevonden. Wat de kinderen nodig hebben is duidelijkheid over de regeling, rust en structuur. De vrouw vindt dat die er is met de door haar voorgestelde regeling. Onder de huidige omstandigheden een week bij de man en dan weer een week bij de vrouw… De vrouw betwist het argument dat de man de kinderen beter zou kunnen begeleiden met hun schoolwerk, daarvan is ook niet gebleken.

46. De man doet het voorkomen alsof de omstandigheden zijn gewijzigd. De vrouw herkent niet dat de turbulente periode na het eindigen van de relatie inmiddels is verstreken en er veel meer rust zou zijn gekomen in de ouderrelatie en in de communicatie van de ouders, zoals de man stelt.

47. De communicatie is niet veranderd sinds 2018 en evenmin sinds de start van de OTS. DJGB gaat niet voor niets toewerken naar een solo parallel ouderschap. Co-ouderschap ofwel deel-ouderschap is iets heel anders waar ouders achter moeten staan. Er moet veel met elkaar worden overlegd. Partijen kunnen niet goed met elkaar door één deur; dan is co-ouderschap geen goede oplossing.

(…)

49. De man haalt voorbeelden aan waarbij solo parallel ouderschap in casu wel samenging met een zorgverdeling bij helfte. Kennelijk was dat in die zaken wel in het belang van die kinderen. Dat ligt hier anders. De crux van de uitspraken is dat het moet gaan om het strikt nakomen van de overeengekomen regelingen of gerechtelijke uitspraken.

50. Dat er op zichzelf geen contra-indicaties zijn geconstateerd voor omgang, is geen vrijbrief voor een co-ouderschapsregeling. De man doet het voorkomen dat als het drie weken bij hem lukt in Coronatijd, een co-ouderschap ook wel structureel zal lukken. Maar dat is volgens de vrouw (net als verdeling van een vakantie) iets heel anders dan een structurele 50-50%-verdeling en niet in het belang van [de kinderen]. Dat er duidelijkheid moet komen, vindt ook de vrouw, maar dat ligt wat haar betreft in de door haar voorgestelde omgangsregeling.

51. Daarnaast hoopt de vrouw dat nu zo spoedig mogelijk het traject solo parallel ouderschap wordt ingezet zoals al maanden de bedoeling is. De vrouw heeft de jeugd- en gezinsbeschermer samen met de man telefonisch gesproken in juni jl. Toen was het de bedoeling dat DJGB verder zou onderzoeken waar het traject het beste gestart zou kunnen worden. Een verslag aan de rechtbank met recente informatie zoals voor de aankomende zitting was vereist, heeft de vrouw niet ontvangen. Op 6 augustus jl. heeft DJGB een huisbezoek aan de vrouw gebracht en thans lijkt het erop dat DJGB nu gaat inzetten op een SCHIP-aanpak (…) De vrouw begrijpt dit onvoldoende en heeft dit nog niet uitgelegd gekregen van DJGB. De vrouw wenst dat het solo parallel ouderschap-traject (…) zoals de bedoeling was en in september van start zou kunnen gaan (volgens eerdere informatie) gevolgd wordt.”

1.3    Op 19 augustus 2020 heeft klager, mede namens de kinderen, bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft herhaaldelijk opzettelijk onwaarheden/onjuiste informatie aan de rechtbank verstrekt om de rechter te misleiden.

b)    Verweerster heeft herhaaldelijk opzettelijk informatie achtergehouden die relevant was voor de rechtbank.

c)    Verweerster heeft herhaaldelijk opzettelijk een minnelijke regeling tussen klager en de vrouw tegengewerkt.

d)    Verweerster wijzigt afspraken eenzijdig of ontkent dat ze zijn gemaakt.

e)    Verweerster is consequent uit op het opzettelijk compliceren, vertragen en escaleren van de juridische procedures en daarmee gepaard gaande kosten voor klager en de vrouw.

f)    Verweerster heeft door het systematisch misleiden van de rechtbank veel schade veroorzaakt bij klager en de kinderen.

g)    Verweerster schaadt het aanzien van de beroepsgroep ernstig.

h)    Verweerster heeft de privacyregels geschonden.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter begrijpt dat klager de klacht mede heeft ingediend namens de kinderen. De voorzitter laat in het midden of klager bevoegd is tot het indienen van een tuchtklacht namens de kinderen. Voor de inhoudelijke beoordeling van de klacht maakt dit namelijk geen verschil.

4.2    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.3    In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien tegen moeten waken dat – zeker als er belangen van een minderjarig kind in het spel zijn – de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, alsmede in het entameren van procedures.

Klachtonderdelen a) tot en met f)

4.4    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en hebben betrekking op het verweerschrift van verweerster van 17 augustus 2020. Volgens klager heeft verweerster in het verweerschrift zonder enige onderbouwing gesteld dat hij fysiek en verbaal geweld zou plegen tegenover de kinderen, heeft zij consequent de feiten en resultaten uit de hulpverleningstrajecten ten nadele van klager verdraaid, heeft zij het zonder toestemming van klager binnendringen van de woning van klager door de vrouw om de kinderen te ontvoeren verdraaid, heeft zij het door meerdere hulpverleners vastgestelde consequent niet meewerken door en de weigerachtige houding en communicatie van de vrouw verdraaid, heeft zij over allerlei onbeduidende zaken de waarheid willen verdraaien door allerlei blote stellingnames en heeft zij gekozen voor onnodige escalatie, het complexer maken en verder vertragen van procedures en belemmert zij daarmee een oplossing in het belang van de kinderen. Verweerster negeert consequent de belangen van de kinderen, althans uit niets blijkt dat zij enig inlevingsvermogen heeft in de feitelijke situatie en de behoefte van de kinderen. Ook het nadrukkelijke verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming over uitbreiding van de omgang met klager wordt door verweerster consequent genegeerd, aldus nog steeds klager.

4.5    Verweerster voert aan dat zij de belangen van de vrouw behartigt in de procedures tegen klager en het standpunt van de vrouw verwoordt. Dat blijkt ook uit de manier waarop verweerster in het verweerschrift het standpunt van de vrouw heeft verwoord. Verweerster betwist dat zij zich onnodig grievend over klager en de kinderen heeft uitgelaten. Verweerster betwist voorts dat zij feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren. In het verweerschrift heeft verweerster duidelijk geschreven dat volgens de vrouw sprake is geweest van fysiek en verbaal geweld. In eerdere stukken zijn namens de vrouw brieven van Veilig Thuis en de politie overgelegd ter onderbouwing hiervan. Verweerster heeft zich er niet over uitgelaten of de aantijging juist is of niet. Verweerster betwist ook dat zij feiten en resultaten uit de hulpverleningstrajecten heeft verdraaid. Dat de vrouw volgens klager zonder zijn toestemming de woning van klager is binnengedrongen om de kinderen te ontvoeren is klagers kant van het verhaal. De vrouw heeft een en ander heel anders beleefd. Verweerster betwist dat zij onnodig escalerend heeft opgetreden en de zaak complex maakt. Dat het klager en de vrouw de afgelopen jaren niet is gelukt om zonder gerechtelijke procedures in het belang van de kinderen tot oplossingen te komen, kan verweerster als advocaat van de vrouw niet worden aangerekend. Daar liggen andere oorzaken aan ten grondslag. Dat verweerster de procedures vertraagt en een oplossing belemmert in het belang van de kinderen betwist verweerster. Datzelfde geldt voor het negeren van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, aldus nog steeds verweerster.

4.6    De voorzitter overweegt als volgt. In het verweerschrift heeft verweerster het standpunt van haar cliënte verwoord. Naar het oordeel van de voorzitter heeft zij daarbij de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerster heeft in het verweerschrift voldoende distantie ten opzichte van haar cliënte betracht; zij heeft steeds geschreven dat het ging om de mening van haar cliënte. Niet is gebleken dat verweerster zich in het verweerschrift onnodig grievend over klager heeft uitgelaten en/of feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren. Zoals hiervoor in 4.1 is overwogen, mocht verweerster afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verschafte en was zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Niet is gebleken dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is. Dat klager het niet eens is met veel van wat verweerster in het verweerschrift heeft geschreven is inherent aan een gerechtelijke procedure. Het is aan klager om zich daartegen in die procedure te verweren. Dat verweerster in het verweerschrift feiten heeft verdraaid of afspraken eenzijdig heeft gewijzigd of ontkend heeft klager niet onderbouwd en is de voorzitter ook niet gebleken. Datzelfde geldt voor de verwijten dat verweerster gekozen heeft voor onnodige escalatie, het complexer maken en verder vertragen van procedures, het belemmeren van een oplossing, het negeren van de belangen van de kinderen en het negeren van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.

4.7    De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdelen a) tot en met f) kennelijk ongegrond zijn.

Klachtonderdeel g)

4.8    In klachtonderdeel g) verwijt klager verweerster dat zij het aanzien van de beroepsgroep ernstig schaadt.

4.9    De voorzitter overweegt als volgt. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat komt niet aan eenieder toe, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Nu klager niet heeft gesteld in welk belang hij met dit klachtonderdeel rechtstreeks is of kan worden getroffen en dit ook niet is gebleken, is klachtonderdeel g) kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel h)

4.10    Klager verwijt verweerster tot slot dat zij de privacyregels heeft geschonden door de door klager over haar ingediende klacht met haar cliënte te delen.

4.11    De voorzitter overweegt als volgt. Anders dan klager is de voorzitter van oordeel dat het verweerster niet tuchtrechtelijk valt te verwijten dat zij de door klager over haar ingediende klacht met haar cliënte heeft gedeeld. Niet valt in te zien welke tuchtrechtelijke norm hiermee is overtreden. Klachtonderdeel h) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdelen a) tot en met f) en h), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

-    klachtonderdeel g), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 28 juni 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.