Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:158

Zaaknummer

21-458/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat die optreed voor zichzelf kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder onvoldoende onafhankelijk was. De vraag of het door verweerder gelegde beslag onrechtmatig is, is niet ter beantwoording aan de tuchtrechter.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 5 juli 2021

in de zaak 21-458/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 mei 2021 met kenmerk 2021-1314206/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Volgens verweerder heeft hij een pand gekocht van klager. Klager betwist dit.

1.2    Bij brief van 16 december 2020 heeft verweerder klager gesommeerd schriftelijk te bevestigen dat hij de koopovereenkomst gestand zal doen. Klager heeft verweerder hierop bij e-mail van 16 december 2020 meegedeeld dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.

1.3    Op 23 december 2020 heeft verweerder verlof gevraagd aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam voor het leggen van leveringsbeslag. Dit verlof is op 24 december 2020 verleend. Verweerder heeft vervolgens op 24 december 2020 beslag doen leggen.

1.4    Bij e-mail van 24 december 2020 heeft de advocaat van klager verweerder gesommeerd het beslag op te heffen. Verweerder heeft hieraan geen gehoor gegeven. Verweerder heeft bij de rechtbank Rotterdam een bodemprocedure jegens klager aanhangig gemaakt.

1.5    Op 4 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij als advocaat in zijn eigen zaak, gebruikmakend van zijn advocaatkennis en -vaardigheden, ten onrechte beslag heeft gelegd op een aan klager toebehorend pand en weigert dit beslag op te heffen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op een zaak waarin verweerder optreedt als advocaat voor zichzelf in privé tegen klager en niet, zoals verweerder in zijn antwoord op de klacht lijkt te suggereren, enkel als privépersoon. Verweerder verricht immers typische advocatenhandelingen zoals het vragen van verlof aan de voorzieningenrechter en het dagvaarden van klager. Het optreden door een advocaat voor zichzelf in privé houdt altijd het risico in dat de advocaat niet voldoende afstand tot de zaak heeft. Op grond van gedragsregel 2 moet de advocaat vermijden dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zouden kunnen komen. Een belangenverstrengeling, door financiële of persoonlijke relaties, kan de gewenste onafhankelijkheid in gevaar brengen, zeker als deze maakt dat de advocaat mede tot partij wordt. De enkele omstandigheid dat verweerder optreedt als advocaat voor zichzelf brengt evenwel niet mee dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen. Dat daarvan sprake is, heeft klager onvoldoende onderbouwd en is ook niet gebleken. Dat verweerder gebruik maakt van de advocatenkennis- en vaardigheden, iets wat gewone mensen niet kunnen volgens klager en wat klager bestempelt als fraude, impliceert geen gebrek aan onafhankelijkheid als bedoeld in gedragsregel 2.

4.2    Het is voorts niet aan de tuchtrechter om te oordelen over de rechtmatigheid van het door verweerder gelegde beslag. De tuchtrechter kan en mag alleen oordelen over de vraag of het gedrag van de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar is geweest. Daarvan zou sprake kunnen zijn als de advocaat wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat het beslag evident onrechtmatig was waardoor de belangen van de wederpartij onevenredig zijn geschaad. Dat daarvan sprake is, heeft klager onvoldoende onderbouwd en is ook niet gebleken.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 5 juli 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.