Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-06-2021
ECLI
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:73
Zaaknummer
A2021/2224-2020/279
Inhoudsindicatie
Klaagster heeft tijdens haar opname in een kliniek wegens een conversiestoornis een onveilige sfeer ervaren. Zij verwijt verweerster, GZ-psychologe, onder meer onprofessioneel
Inhoudsindicatie
handelen (er is volgens haar geen rekening gehouden met haar stoornis), onzorgvuldigheid, schending beroepsgeheim en een onterecht
Inhoudsindicatie
gedwongen ontslag. Verweerster bestrijdt de klachtonderdelen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Deels gegrond, waarschuwing
Uitspraak
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 21 december 2020 binnengekomen klacht van:
A ,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C,
Gz-psycholoog (in opleiding tot klinisch psycholoog),
werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, advocaat te Utrecht.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het gecorrigeerde klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- de e-mail van klaagster van 5 mei 2021;
- de brief van 4 mei 2021 van klaagster met aanvullende stukken;
- de brief van 12 mei 2021 van de gemachtigde van verweerster met de door het college opgevraagde stukken.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is op een openbare zitting van 18 mei 2021 behandeld, samen met de gelijkluidende klacht in de zaak met nummer 20/278 tegen een collega van verweerster. Partijen waren aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door haar vader. Zij heeft een pleitnota voorgelezen en overgelegd. Verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde.
2. De feiten
2.1. Klaagster is door haar klinisch psycholoog verwezen naar E, locatie D (F), in verband met een conversiestoornis, geluxeerd door inspanning, emotionele spanning en ervaren druk. Daarnaast is klaagster bekend met een recidiverende depressie, waarvoor zij medicatie gebruikt. Zij is op 21 of 24 mei 2020 opgenomen in de kliniek. Zij verbleef doordeweeks in de kliniek en ging in het weekend op verlof.
2.2. Verweerster is aldaar werkzaam als gz-psycholoog. Zij is in opleiding tot klinisch psycholoog. Zij maakte deel uit van het behandelteam van klaagster.
2.3. In het behandelplan van klaagster is de volgende hulpvraag omschreven:
“Patiënte wil hulp krijgen bij de aanpak van de conversieve stoornis. Zij wil ontdekken wat de triggers zijn van de aanvallen, de aanvallen leren doorbreken en hulp bij het inrichten van haar leven in combinatie met de aanvallen of ter voorkoming van de aanvallen. Zij wil graag weer dusdanig functioneren dat ze weer in haar eigen huis in B kan wonen.”
Wat betreft het risico op suïcide staat in het behandelplan in de beschrijvende diagnose:
“Er is in het verleden sprake geweest van suïcidepogingen, maar op het moment wordt het risico op suïcidaliteit niet verhoogd geschat. Patiënte geeft aan geen gedachten aan suïcide te hebben waarbij geen expliciete beschermende factoren genoemd kunnen worden. Een risicofactor is de aanhoudende klachten en de beperkingen die deze met zich meebrengen.”
Klaagster zou in drie fases behandeld worden. Over de behandeling, geschatte duur en frequentie staat in het behandelplan:
“6 maanden klinische opname
Er is er sprake is van ernstige/complexe problematiek, waarbij eerdere behandelingen onvoldoende resultaat hebben gehad. Pnt is dan ook geïndiceerd voor een klinische behandeling van zes maanden in onze kliniek 1 in D waar een intensieve, multidisciplinaire groepsbehandeling wordt gegeven gedurende vijf dagen in de week. In de weekenden gaan patiënten naar huis.
Zorgtypering: De intensiteit van zorg tijdens de opname valt onder de categorie `deelprestatie D', dit is een maatstaf voor het aantal betrokken verpleegkundigen en verzorgenden.”
En wat betreft ontslag, overplaatsing en verlof:
“Na ontslag klinische fase wordt behandeling vervolgd door ambulant vervolg gedurende een half jaar.”
Als aanvullende afspraken staan onder meer vermeld:
“Vier weken na opname volgt er een evaluatiegesprek met patiënt(e), een naaste en het team waarin de behandeling zal worden geëvalueerd. In dit evaluatiegesprek wordt besproken of doorgaan met de behandeling passend en zinvol is, of dat het beter is de behandeling af te ronden. De redenen voor dit laatste kunnen divers zijn en worden uiteraard met patiënt(e) besproken. Patiënt(e) en het team zullen in dit geval in de 2 hierop volgende weken de behandeling af ronden en er wordt naar een passend vervolg gekeken.
Er is, of er wordt een terugval preventieplan gemaakt, daarin staat duidelijk beschreven hoe patiënte een terug val kan herkennen, en wat te doen om dit te voorkomen / er uit te komen.”
2.4. Op 15 oktober 2020 heeft klaagster met haar privételefoon heimelijk geluidsopnames gemaakt van gesprekken tussen andere cliënten van de afdeling op de F. Ze voelde al langer achterdocht en had het idee dat er over haar geroddeld werd. Na terugkomst van weekendverlof, op zondag 18 oktober 2020, heeft klaagster dit uit eigen beweging aan een verpleegkundige uit het behandelteam opgebiecht. Op dinsdagmiddag 20 oktober 2020 heeft klaagster met een behandelend therapeut en twee groepsleden over de opname gesproken in een therapiesessie.
2.5. Het afluister-incident is op 20 oktober 2020 besproken in het MDO waarbij verweerster in de procedure met nummer 20/278 (inhoudelijk leidinggevende) aanwezig was en enige andere teamleden. In dat MDO is besloten dat de klinische opname beëindigd moest worden. Klaagster zat op dat moment wat betreft haar behandeltraject een week voor haar overgang naar de laatste, ambulante fase van de behandeling. In het medisch dossier (rapportage) staat hierover onder meer opgenomen:
“Besproken dat pt opname heeft gemaakt van mede pt. (…) Jurist is gebeld en in overleg blijkt dat dit een overtreding is van de klinische regels, een data-lek is en mogelijk een strafbaar feit. Cl kan hierdoor niet langer in klinische opname blijven en zal dus naar huis moeten gaan. Besproken dat dit aan het einde van de dag bij deze pt niet direct geregeld kan worden, omdat zij kwetsbaar is mbt suïcide en ook thuis dingen moet regelen (…) Beleid wordt nu dus* Morgen ochtend gesprek met pt door (verweerster, RTG) en (teamleidster, RTG) waarin pt wordt vertelt (…) Dat klinische opname wordt beëindigd en dat zij die dag naar huis moet (…) Met pt moet gekeken worden hoe ze morgen veilig naar huis kan. * Zij kan wel vervolggesprekken krijgen bij bv (…) ter overbrugging naar andere zorg in eigen regio. (…)”
2.6. De volgende ochtend, 21 oktober 2020, is het besluit aan klaagster medegedeeld. Omdat de teamleidster/regiebehandelaar op dat moment in verband met vakantie afwezig was, is dit gedaan door verweerster in aanwezigheid van de teammanager en een verpleegkundige. Klaagster heeft na de ontslagaanzegging direct de instelling verlaten. Verweerster heeft het ontslag die dag tevens aan de groep medegedeeld.
2.7. Hierna is nog diverse malen getracht contact met klaagster te zoeken om te bezien of en op welke wijze de behandeling ambulant kon worden voortgezet, maar dit is niet gelukt. Wel is er contact met de vader van klaagster geweest. Klaagster wilde de behandeling bij E niet meer voortzetten. De instelling is naar aanleiding van het ontslag van klaagster een Prisma-incidentenanalyse gestart. Het onderzoek was ter zitting van 18 mei 2021 nog niet afgerond.
2.8. De instelling heeft een protocol Gedwongen ontslag. Hierin staat onder meer:
“Vrijwillig opgenomen patiënten kunnen gedwongen worden ontslagen:
Indien de patiënt (…) zich bij herhaling niet houdt aan afspraken in kader van het behandelplan dan wel zich niet houdt aan de huisregels en er is geen sprake van gevaar voortvloeiend uit een psychische stoornis en er dus geen reden is voor een opname met een juridische maatregel
(…)
Werkwijze
· De behandelend psychiater bespreekt de overweging om tot gedwongen ontslag over te gaan met de inhoudelijk leidinggevende van de afdeling.
· De behandelend psychiater bespreekt de overweging om tot gedwongen ontslag over te gaan met de patiënt.
- In geval van het onder kopje ‘Vrijwillig opgenomen patiënten’ genoemde punt a, is het mogelijk om afspraken te maken over wat er gedaan kan worden om te realiseren dat patiënt toch kan blijven (bv. houden aan afspraken behandelplan/huisregels). Voordat gedwongen ontslag aan de orde is, zal de patiënt eerst gewaarschuwd zijn dat dit gedrag ongewenst is. Met patiënt wordt een termijn afgesproken waarin verbetering van de situatie zichtbaar moet zijn. (…)
· Wanneer besloten wordt tot gedwongen ontslag wordt de patiënt hier schriftelijk van op de hoogte gesteld. In de brief worden de overwegingen genoemd die tot de beslissing hebben geleid (…) eveneens wordt vermeld dat de patiënt schriftelijk in beroep kan gaan tegen het voorgenomen gedwongen ontslag bij de geneesheer directeur. (…)
· De behandelend psychiater informeert eventuele naaste familie, partner, wettelijk vertegenwoordiger en/of andere relevante relaties voorafgaand aan het gedwongen ontslag.
(…)
Termijn gedwongen ontslag en nazorg
Indien de omstandigheden van de patiënt hierom vragen zal er een redelijke termijn in acht moeten worden genomen in overeenstemming met de individuele situatie van de patiënt. (…)
(…)
Acuut ontslag bij noodsituatie
In uitzonderlijke situaties, als er sprake is van een noodsituatie kan het noodzakelijk zijn om een patiënten acuut van de afdeling te verwijderen. Er moet dan direct gehandeld worden. De patiënt kan dan bv. zeer tijdelijk in de separeer geplaatst worden, of de politie wordt geïnformeerd of de patiënt gaat met direct ontslag. De behandelend psychiater dient hierover te overleggen met de geneesheer directeur. De geneesheer directeur beslist dan of het ontslag geëffectueerd kan worden.
Beroep tegen ontslag
Patiënt kan tegen het voorgenomen gedwongen ontslag in beroep gaan bij de geneesheer-directeur. Binnen 1 week neemt de geneesheer directeur een beslissing. In afwachting van diens besluit wordt de maatregel opgeschort. (…)”
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt - zakelijk weergegeven - in dat bij klaagsters ontslag niet de juiste procedure is gevolgd en dat geen rekening is gehouden met haar belangen. Zij voelt zich onevenredig zwaar gestraft. Zij heeft in haar klaagschrift de volgende klachtonderdelen geformuleerd:
1. Onprofessioneel handelen: Er is geen rekening gehouden met de kenmerken van haar problematiek en haar stoornis (achterdocht en onveiligheid) en de therapie is op een cruciaal moment afgebroken;
2. Onzorgvuldigheid: Verweerster heeft de procedure ‘Gedwongen ontslag’ van E niet gevolgd. Zo had de Geneesheer Directeur bij het ontslag betrokken moeten worden en klaagster had de mogelijkheid moeten krijgen hiertegen in beroep te gaan, met schorsing ontslag hangende de procedure;
3. Nalatigheid: Verweerster heeft niet gezorgd voor een ‘back up’ door bijvoorbeeld haar vader te laten komen toen klaagster werd ontslagen, ondanks de hieraan verbonden risico’s;
4. Schending beroepsgeheim door mededelingen te doen aan de rest van de groep over de reden van haar ontslag;
5. De gevolgen van het ontslag voor klaagster: geruime tijd sterk verhoogde kans op suïcide, psychische schade en verlies van vertrouwen in de gezondheidszorg.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft erkend dat de manier waarop de klinische behandeling van klaagster is gestaakt, niet juist is geweest. Het liefst had zij de tijd teruggedraaid. Zij heeft geprobeerd klaagster de behandeling ambulant te laten vervolgen (de behandelovereenkomst zelf was volgens verweerster immers niet beëindigd, enkel de klinische fase daarvan). Helaas kreeg zij klaagster daarin niet mee. Zij heeft zich verder ingespannen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Voor zover nodig wordt hieronder nader ingegaan op het standpunt van verweerster.
5. De beoordeling
5.1. Verweerster erkent dat het besluit om klaagster vervroegd te ontslaan uit de klinische behandeling achteraf gezien niet op de juiste wijze is genomen. De vraag is of verweerster bij het ontslag ook tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.2. Verweerster maakte onderdeel uit van het behandelteam van klaagster en was als zodanig jegens klaagster gehouden de zorg te verlenen die van haar als redelijk bekwaam en redelijk handelend gz-psycholoog mocht worden verwacht. De op dat moment geldende normen en inzichten zijn daarbij het uitgangspunt. Het gaat er verder niet om of verweerster beter anders had kunnen handelen, maar of zij is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
Klachtonderdelen 1 en 2: (on)zorgvuldigheid ontslagbesluit
5.3. Verweerster was niet aanwezig bij de bespreking op 20 oktober 2020 waar de inhoudelijk leidinggevende (verweerster in de procedure met nummer 20/278) het besluit heeft genomen om klaagster vervroegd te ontslaan uit de klinische fase. Bij die bespreking is ook besloten klaagster de volgende dag op de hoogte te (laten) stellen. Verweerster is gevraagd deze taak op zich te nemen. Zij heeft aangegeven dat ze het besluit niet meer ter discussie heeft gesteld, omdat dit van ‘hoger hand’ was gekomen. Naar het oordeel van het college heeft verweerster aldus ten onrechte niet onderkend dat zij als behandelaar ook een eigen verantwoordelijkheid had jegens klaagster voor de zorgvuldigheid van het nemen van dergelijk belangrijke beslissingen. Zij kende immers de problematiek van klaagster en de daaruit voortvloeiende mogelijke gevolgen van dit besluit. Daarmee heeft zij niet gehandeld conform de hiervoor onder 5.2 genoemde norm. Klachtonderdelen 1 en 2 zijn daarmee gegrond.
Klachtonderdeel 3: Nalatigheid door het ontbreken van back-up
5.4. Dit geldt ook voor de wijze waarop verweerster de ontslagbeslissing aan klaagster heeft medegedeeld. Van klaagster was bekend dat zij in moeilijke gesprekken en stressvolle situaties een conversie-aanval kan krijgen. Hiermee is geen kenbare rekening gehouden, door bijvoorbeeld te zorgen dat klaagster tijdens het gesprek kon worden bijgestaan door haar familie. Verweerster had ook wat dit betreft een eigen verantwoordelijkheid om het gesprek goed te laten verlopen. Weliswaar was ook een verpleegkundige bij het gesprek aanwezig, maar aannemelijk is dat dat voor een patiënt in een dergelijke situatie niet als een geheel onafhankelijke persoon aanvoelt. Namens verweerster is nog aangevoerd dat het bij een aanzegging van een ontslag nog niet gebruikelijk is om “het systeem” al bij het gesprek te betrekken. Dit zou in het geval van klaagster des te meer gelden omdat zij daar was op vrijwillige basis. Het college volgt verweerster daarin – ook gezien het Protocol Gedwongen Ontslag - niet. Feitelijk gezien komt een dergelijke aanzegging, wat betreft de impact die dit op patiënte/klaagster kan hebben, immers op hetzelfde neer. Ook was het blijkens het cliëntendossier wel degelijk de bedoeling dat klaagster die dag nog naar huis zou gaan. Ook is niet adequaat gereageerd, toen klaagster na het gesprek in haar eentje naar buiten is gegaan. Er is niemand achter haar aangegaan en pas na drie kwartier – toen klaagster nog steeds niet terug was - is haar vader hiervan op de hoogte gesteld. Haar vader heeft haar alleen en in emotionele toestand in de buurt gevonden. Klachtonderdeel 3 is daarmee eveneens gegrond.
Klachtonderdeel 4: Schending beroepsgeheim
5.5. Klaagster verwijt verweerster tevens dat zij direct na het gesprek mededelingen over de reden van het gedwongen ontslag aan de rest van de leefgroep heeft gedaan.
Daargelaten of het bespreken van de opname en de gevolgen daarvan in een therapiegroep als deze kan worden aangemerkt als een schending van het beroepsgeheim, kan niet worden vastgesteld dat verweerster de reden van het ontslag van klaagster met de groep heeft gedeeld. Weliswaar heeft klaagster een verklaring van een medepatiënt overgelegd waarin dat staat, maar verweerster heeft dit betwist en gezegd dat zij alleen heeft medegedeeld dat er sprake is geweest van ontoelaatbaar gedrag en wat het gevolg daarvan is geweest. Ook heeft zij erop gewezen dat klaagster zelf ook al met twee medepatiënten over de reden van het ontslag heeft gesproken. Zodoende staat het woord van de één tegenover de ander en kan niet worden vastgesteld hoe dit feitelijk is gegaan. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster, althans haar medepatiënt minder geloof verdient dan het woord van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat bepaalde gedragingen verweerster tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is.
Klachtonderdeel 5 (gevolgen van het ontslag)
5.6. Klaagster noemt in klachtonderdeel 5 de gevolgen die het ontslag voor haar heeft gehad. In het tuchtrecht kan echter enkel worden geklaagd over een handelen of nalaten van een zorgverlener en niet over de gevolgen die dit heeft gehad. Voor zover klaagster met dit onderdeel bedoelt dat verweerster de mogelijke gevolgen die de beslissing voor haar had kunnen hebben, in de besluitvorming en/of haar zelfstandige beoordeling had moeten meenemen, valt dit samen met klachtonderdeel 1 en behoeft dit geen afzonderlijke bespreking. Klachtonderdeel 5 is dan ongegrond omdat dit naast klachtonderdeel 1 zelfstandige betekenis mist.
Conclusie
5.7. De conclusie van het voorgaande is dat de klachtonderdelen 1,2 en 3 gegrond zijn. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidzorg jegens klaagster had behoren te betrachten. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.
Maatregel
5.8. Bij het bepalen van de hoogte van de maatregel rekent het college het verweerster aan dat zij niet op de hoogte was van het protocol Gedwongen ontslag en dat zij los daarvan niet haar eigen verantwoordelijkheid als behandelaar heeft genomen wat betreft de zorgvuldigheid van de beslissing tot ontslag uit de kliniek en de wijze van mededelen. Dit heeft risico’s voor de veiligheid van klaagster met zich gebracht. Omdat zij niet zelf bij de besluitvorming over het ontslag was betrokken en heeft aangegeven in de toekomst bij dergelijke beslissingen wel alert te zullen zijn op haar eigen verantwoordelijkheid, kan in het geval van verweerster naar het oordeel van het college worden volstaan met een waarschuwing.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen 4 en 5 ongegrond;
- legt op de maatregel van waarschuwing.
Aldus beslist door:
R.A. Dozy, voorzitter,
W.C.B. Hoenink, T.A.W. van der Schoot en M.W.J. de Haas, leden-beroepsgenoot,
S. Colsen, lid-jurist,
bijgestaan door C. Neve, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
WG WG
secretaris voorzitter