Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:144
Zaaknummer
21-140/A/NH
Inhoudsindicatie
Klacht tegen de advocaat die voor klager en zijn echtgenote optrad in het kader van een echtscheidingsprocedure is gegrond. De advocaat had niet de grote zorgvuldigheid betracht die in die situatie wordt verwacht. De maatregel van een waarschuwing is opgelegd.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 31 mei 2021
in de zaak 21-140/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 10 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/20-208/11896/77 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 mei 2021. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerster stond aanvankelijk alleen de echtgenote van klager (hierna: N) bij in de echtscheidingsprocedure met klager. Klager werd op dat moment bijgestaan door mr. T.
2.3 Klager had een eenzijdig verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank en in het kader daarvan had onder meer een zitting over voorlopige voorzieningen plaatsgevonden.
2.4 Bij e-mail van 27 januari 2020 heeft klager aan mr. T geschreven: “Dank voor je mail. Er zijn inderdaad ontwikkelingen en die zijn positief. In het kort: [N] en ik zijn eruit op alle punten, inclusief ouderschapsplan, alimentatie en woning. Wij hebben inmiddels zelfstandig een convenant-ouderschapsplan opgesteld en willen dit gezamenlijk indienen. (…). Om het vertrouwen niet bij elkaar te schaden wil ik dat graag eerlijk doen, vandaar ook de mail naar alle partijen. (…)”
2.5 Op dezelfde datum op een later tijdstip heeft N aan verweerster bericht: “Zoals zojuist telefonisch besproken wil ik hierbij bevestigen dat ik mijn verweer op het reeds ingediende verzoekschrift van [klager] wil staken / intrekken. Wij hebben gezamenlijk een convenant/ouderschapsplan opgemaakt. Deze gaan wij op gezamenlijk verzoek richting rechtbank sturen. (…) Omdat het vertrouwen over en weer geschaad is, hebben wij besloten beiden een mail te sturen aan alle partijen. Gelukkig vinden wij het vertrouwen stukje bij beetje weer terug en komen wij er samen uit.”
2.6 Op 28 januari 2020 heeft klager bij de rechtbank een ‘formulier F5 – Intrekken verzoek’ ingediend, waarin staat dat hij om hem moverende redenen en in overleg met N zijn verzoeken intrekt.
2.7 Bij e-mail van 2 februari 2020 heeft klager aan verweerster bericht: “Hierbij onderstaande mail naar mijn ex-advocaat. Ik wil graag het convenant met [N] afronden en insturen en van je aanbod gebruik maken. Dank daarvoor.” In het onderstaande bericht naar de ex-advocaat van klager staat: “Nogmaals, ik blijf bij mijn beslissing tot het intrekken van het verzoekschrift. Ik kom er wel uit met [N] middels een convenant. (…).”
2.8 Bij e-mail van 11 februari 2020 heeft verweerster aan klager en N bericht: “Bijgaand ter finale goedkeuring betreffende processtukken die ik niet heb opgesteld maar jullie zelf in goed onderling overleg (…) Ik heb enkel aangeboden deze voor jullie kosteloos na te kijken. (…) Geven jullie ieder aan via de mail aan of jullie akkoord kunnen gaan met de inhoud? “
2.9 Bij e-mail van 13 februari 2020 heeft klager aan verweerster geschreven: “Ik ben akkoord met het convenant. (…) Bedankt voor je hulp en t opmaken van het convenant.”
2.10 Op 19 februari 2020 heeft verweerster klager een opdrachtbevestiging ‘echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek’ gestuurd. Hierin staat: “U heeft mij gevraagd u bij te staan in deze kwestie, omdat u dit in u beider belang acht alsook in het belang van uw minderjarige zoon (…).”
2.11 Op 5 juni 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door dat zij:
a) Klager onder druk heeft gezet het contact met zijn eerdere advocaat, mr. T, te beëindigen;
b) Zelf als advocaat (gratis) voor klager is gaan optreden, terwijl zij de belangen van N kende en daar al maanden strijd voor voerde.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerster heeft vermeld het te betreuren dat klager haar niet heeft benaderd via de gebruikelijke route, de Geschillencommissie Advocatuur, en de raad verzocht daaraan de gevolgen te verbinden die hem geraden voorkomen.
5.2 De raad overweegt dat geen aanleiding bestaat om aan de omstandigheid dat klager zich niet heeft gewend tot de Geschillencommissie Advocatuur gevolgen te verbinden. Het bestaan van de mogelijkheid voor geschillenbeslechting via de Geschillencommissie Advocatuur staat niet aan een procedure bij de tuchtrechter in de weg, reeds omdat het doel en de strekking van de tuchtprocedure een andere is dan die van de andere vormen van geschillenbeslechting. (Zie overeenkomstig r.o 5.1 in de beslissing van Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 8 februari 2021, ECLI:NL:TADRARL:2021:36.)
Klachtonderdeel a)
5.3 Klager heeft toegelicht dat hij zich door verweerster onder druk gezet voelde om in te stemmen met een echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek, omdat verweerster hem had voorgehouden dat dit voor zijn zoon het beste zou zijn. Verweerster heeft bestreden druk op klager te hebben uitgeoefend. De raad overweegt dat het klachtdossier geen aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat verweerster druk op klager heeft uitgeoefend. Dat, zoals klager heeft gesteld, de uitoefening van druk telefonisch gebeurde, is niet komen vast te staan. De raad zal daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
5.4 De raad stelt bij dit klachtonderdeel voorop dat het Hof van Discipline op de regel dat een advocaat slechts voor één partij kan optreden een uitzondering heeft gemaakt voor de advocaat die op uitdrukkelijke wens van beide echtelieden in het kader van een echtscheiding voor beide partijen optreedt. Optreden voor beide partijen mag alleen onder bijzondere omstandigheden. In een dergelijk geval zijn volgens het Hof wel extra zorg en bepaalde waarborgen vereist. De advocaat dient grote zorgvuldigheid te betrachten en zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen. De advocaat dient partijen alsdan duidelijk te wijzen op hun wederzijdse mogelijkheden en marges.
5.5 De raad overweegt als volgt. Klager heeft in zijn e-mail van 2 februari 2020 vermeld dat hij graag van het aanbod van verweerster gebruik wil maken. Niet is gebleken dat verweerster heeft geverifieerd of sprake was van een uitdrukkelijke wens van klager. Dat had, gegeven alle omstandigheden, wel van verweerster mogen worden verwacht. Dit geldt te meer nu klager en N in eerste instantie tegenover elkaar stonden en een echtscheidingsprocedure op tegenspraak voerden, waarbij klager werd bijgestaan door mr. T en zijn ex-echtgenote (al) door verweerster. Verder volgt uit het klachtdossier dat het vertrouwen tussen klager en N over en weer geschaad was (geweest) en een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheiding was ingediend. Bovendien liep er bij de politie op instigatie van klager een zogenoemd VIK-onderzoek tegen N naar mishandeling van klager, waarvan verweerster op de hoogte was. Ter zitting heeft zij verklaard met N over deze kwestie te hebben gesproken. In een situatie waarin echtelieden zo tegenover elkaar hebben gestaan, mag een advocaat niet snel aannemen dat hun belangen inmiddels zodanig parallel lopen, dat zij voor beide partijen kan optreden. Temeer, nu het met enige regelmaat in echtscheidingssituaties voorkomt dat een situatie van overeenstemming tussen partijen slechts van tijdelijke aard is, hetgeen, achteraf gezien, ook hier aan de orde was.
5.6 Voorts overweegt de raad dat niet is gebleken dat verweerster zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van klager. Verweerster heeft verklaard dat klager en N op enig moment elkaar weer hadden gevonden, waarna zij zelf een convenant en ouderschapsplan hebben opgesteld. Volgens verweerster heeft zij de stukken alleen gecheckt op inconsistenties en deze naar de rechtbank gestuurd. Verweerster heeft aldus niet de grote zorgvuldigheid betracht die wordt verwacht van een advocaat die in het kader van een echtscheiding voor beide partijen optreedt. De raad zal daarom klachtonderdeel b) gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 De raad acht in de gegeven omstandigheden een maatregel passend en geboden. Gegeven de ernst van de verweten gedraging en gezien het feit dat verweerster eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad een waarschuwing op zijn plaats.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 31 mei 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Verzending
Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.