Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:142

Zaaknummer

21-381/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in familierechtelijke kwestie. Uit de stukken blijkt niet dat verweerster stalking faciliteert, absurde verzoeken indient, nodeloze procedures start, beschikkingen negeert, feiten vals weergeeft en zich polariserend gedraagt. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 14 juni 2021

in de zaak 21-381/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 29 april 2021 met kenmerk 1229017/EJH/KV, door de raad ontvangen op dezelfde datum ontvangen, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is op 10 december 2014 gescheiden van zijn ex-echtgenote (hierna: de ex-echtgenote). Klager is met zijn ex-echtgenote verwikkeld in procedures over hun minderjarige kind (hierna: het kind). Sinds april 2020 staat verweerster de ex-echtgenote bij.

1.2    In november 2019 is namens de ex-echtgenote bij de rechtbank een verzoek ingediend om het kind elke zaterdagmiddag te mogen bellen als het kind bij klager is. Bij beschikking van 18 december 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet in het belang van het kind is om hierover dwingend een afspraak te bepalen en dat het kind zelf een telefoon heeft en kan bellen met zijn moeder wanneer hij wil.

1.3    In juni 2020 heeft verweerster namens de ex-echtgenote bij de rechtbank een verzoek ingediend om een afspraak te maken over wanneer zij het kind zou kunnen bellen. Het verzoek is tijdens de behandeling daarvan ingetrokken en zijn klager en de ex-echtgenote overeengekomen dat de belregeling tijdens een traject bij het Ouder en Kind Team (hierna: het OKT) zal worden besproken.

Aangifte stalking

1.4    In juni 2020 heeft klager aangifte van stalking gedaan tegen zijn ex-echtgenote. Bij e-mail van 14 juni 2020 heeft klager de ex-echtgenote over deze aangifte geïnformeerd en een aantal gedragsregels geformuleerd. 

1.5    Op 18 juni 2020 heeft verweerster de voormalige advocaat van klager, mr. K., over klagers e-mail van 14 juni 2020 aangeschreven. Daarop heeft mr. K. verweerster op      23 juni 2020 gevraagd om de correspondentie voortaan rechtstreeks via klager te laten verlopen. Daarop heeft verweerster klager op 16 juli 2020 gemaild met onder meer het verzoek om op haar brief van 18 juni 2020 te reageren. Vervolgens hebben klager en verweerster op 16 juli 2020 verder e-mailcontact met elkaar gehad.

1.6    Op 4 augustus 2020 heeft verweerster mr. K. gemaild dat zij ondanks herhaald verzoek geen reactie heeft ontvangen op haar brief van 18 juni 2020.

1.7    Op 10 augustus 2020 heeft mr. K. verweerster bericht dat klager voor wat betreft de verdere communicatie afziet van haar juridische bijstand en dat het verweerster vrijstaat om klager rechtstreeks te benaderen. Daarop heeft verweerster klager op 10 augustus 2020 gevraagd om dezelfde dag te reageren op haar brieven van 18 juni 2020 en      4 augustus 2020.

Reistoestemming

1.8    Op 3 juni 2020 heeft de ex-echtgenote aan klager toestemming gevraagd om het kind in de zomer mee te nemen op vakantie naar Turkije.

1.9    Op 7 juni 2020 heeft klager de ex-echtgenote gemaild dat hij geen toestemming geeft voor een reis naar het buitenland zolang de door de Nederlandse overheid genomen coronamaatregelen van kracht zijn.

1.10    Op 17 juni 2020 heeft de ex-echtgenote klager per e-mail gevraagd om alvast het toestemmingsformulier voor de vakantie te ondertekenen voor het geval vliegen eind juli weer mogelijk is en de vakantie door kan gaan. 

1.11    Op 22 juni 2020 heeft klager de ex-echtgenote gemaild dat zodra het reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken is gewijzigd naar code geel of groen, hij een afspraak met haar zal maken voor de datum waarop hij de reistoestemming zal tekenen. Ook heeft klager in zijn e-mail gevraagd om een kopie van de polis van de voor het kind afgesloten reisverzekering en om een terugreisverklaring.

1.12    Op 22 juni 2020 heeft verweerster klagers advocaat mr. K. geïnformeerd over de door de ex-echtgenote aan klager gevraagde toestemming voor de vakantie naar Turkije.

1.13    Op 23 juni 2020 heeft mr. K. aan klager gemaild dat het haar niet verstandig lijkt dat klager zijn toestemming voor de vakantie onthoudt gelet op het feit dat de ex-echtgenote aangeeft alleen te gaan wanneer er code geel of groen wordt afgegeven.

1.14    Op 23 juni 2020 heeft klager de ex-echtgenote gemaild dat op het hem toegestuurde document van de reisverzekering voor het kind gegevens ontbreken dan wel zijn weggelakt. Verder heeft klager in zijn e-mail vijf voorwaarden aan zijn toestemming voor de vakantie verbonden. Op dezelfde dag heeft klager verweerster onder meer een terugreisverklaring gemaild met het verzoek deze door de ex-echtgenote te laten invullen en ondertekenen.

1.15    Verweerster heeft klager op 23 juni 2020 de ondertekende terugreisverklaring van de ex-echtgenote gemaild en gevraagd om het door hem ondertekende toestemmingsformulier dezelfde dag toe te sturen bij gebreke waarvan zij alsnog een procedure zal moeten starten.

1.16    Op 25 juni 2020 heeft verweerster namens de ex-echtgenote bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend voor vervangende vakantietoestemming.

1.17    Uiteindelijk heeft de ex-echtgenote de vakantie naar Turkije begin juli 2020 geannuleerd omdat voor Turkije op dat moment nog code oranje gold.

1.18    Op 6 juli 2020 heeft de ex-echtgenote klager toestemming gevraagd om het kind mee te nemen naar Belarus vanwege de gezondheidsproblemen van haar in Belarus wonende vader. Bij deze e-mail zijn onder meer stukken van de reisverzekering bijgevoegd.

1.19    Op 6 juli 2020 heeft  klager naar verweerster gemaild dat hij een verzoek gaat indienen om de zitting te verplaatsen nu de rechtbank de zitting tijdens zijn vakantie heeft gepland. Daarop heeft verweerster klager bericht dat zijn verhinderdata aan de rechtbank zijn doorgegeven. Verder heeft verweerster in haar e-mail opgemerkt: ‘Bovendien bent u op vakantie in Nederland. U kunt dus gewoon komen.’

1.20    Op 7 juli 2020 heeft klager verweerster gemaild dat hij geen toestemming geeft om met het kind naar Wit-Rusland (Belarus) te reizen.

1.21    Op 16 juli 2020 heeft verweerster namens de ex-echtgenote een wijzigingsverzoek ingediend vanwege een andere vakantiebestemming en een vermeerderingsverzoek voor een belregeling. Tijdens de zitting van 30 juli 2020 zijn partijen alsnog overeengekomen dat de ex-echtgenote het kind mag meenemen op vakantie als de bestemming code groen of geel heeft.

1.22    Op 11 augustus 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster faciliteert stalking door haar cliënte;

b)    Verweerster dient absurde verzoeken in bij de rechtbank;

c)    Verweerster negeert beschikkingen van de rechtbank;

d)    Verweerster handelt niet integer jegens klager, zij geeft feiten op valse en leugenachtige wijze weer en manipuleert bewijsmateriaal;

e)    Verweerster gedraagt zich polariserend en start nodeloze procedures;

f)    Verweerster is onnodig grievend en polariserend in haar communicatie.

2.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stukken en stellingen van klager ingaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband heeft verweerster erop gewezen dat in de periode dat zij de ex-echtgenote bijstaat een procedure bij de rechtbank is gevoerd en dat zij steeds in het belang van en in overleg met haar cliënte heeft gehandeld.

3.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    De klacht van klagers gaat over het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij. Daarbij is het uitgangspunt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van haar cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    In familierechtelijke kwesties moet een advocaat in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtgenoten. Van haar mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, in het bijzonder belangen van kinderen.

Klachtonderdeel a)

4.3    Het is de voorzitter op grond van de dossierstukken niet gebleken dat verweerster stalking door haar cliënte faciliteert. Voor zover al sprake is van stalking door de ex-echtgenote kan de correspondentie tussen verweerster en klager dan wel diens advocaat (zie 1.5 tot en met 1.7) niet als het faciliteren daarvan worden gekwalificeerd. Verweerster heeft klager schriftelijk benaderd in het belang van haar cliënte waarbij zij onder meer heeft gevraagd naar de stukken van de aangifte van stalking omdat die zouden kunnen bijdragen aan een gewenste oplossing. Het feit dat over het bellen met het kind is afgesproken dat dit in het OKT-traject zal worden besproken, betekent niet dat verweerster klager geen brieven meer mag sturen over de telefoon van het kind. Dat klager het niet eens is met die brieven betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt. Bovendien is de voorzitter van oordeel dat verweerster klager niet onnodig veel schriftelijke berichten heeft gestuurd. Verweerster mocht deze brieven in het belang van haar cliënte sturen. Omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken, is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerster geen absurde verzoeken aan klager heeft gedaan dan wel absurde verzoeken bij de rechtbank heeft ingediend. Verweerster heeft de door klager in zijn brief aan de deken van 11 augustus 2020 genoemde verzoeken in het belang van haar cliënte mogen doen. Anders dan klager stelt, is het niet onethisch of absurd dat verweerster hem vraagt haar de aangifte van stalking met onderliggende stukken toe te sturen. Zoals verweerster in haar brief van 18 juni 2020 aangeeft, zouden deze stukken kunnen bijdragen aan een gewenste oplossing. Ook het vragen naar klagers verblijfadres tijdens zijn vakantie in Nederland en de toestemming voor de vakantie naar Turkije zijn gelet op de context geen absurde verzoeken. Verweerster heeft deze verzoeken in het belang van haar cliënte mogen doen. Tot slot is het de voorzitter niet gebleken dat verweerster in haar e-mail van 10 augustus 2020 een onredelijke korte termijn voor een reactie heeft gesteld. Verweerster had immers eerder al op 18 juni 2020 en 16 juli 2020 uitvoerig met klager gecorrespondeerd, zodat verweerster klager mocht verzoeken om dezelfde dag te reageren. Dat klager de verzoeken van verweerster als absurd ervaart, betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.5    Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster beschikkingen van de rechtbank over het belcontact tussen de ex-echtgenote en het kind negeert. Los van wat de rechtbank op dit punt heeft geoordeeld in de beschikkingen van 18 december 2019 en 30 juli 2020 mocht verweerster klager verzoeken om de telefoon niet van het kind af te pakken. Daarbij is het de voorzitter niet gebleken dat deze verzoeken polariserend zijn, zoals klager heeft gesteld. Verweerster heeft toegelicht dat zij dit op verzoek van haar cliënte heeft gedaan. Dit doet niet af aan de afspraak van klager en de ex-echtgenote om een belregeling onderdeel te maken van het OKT-traject. Dat klager dergelijke verzoeken van verweerster opvat als het negeren van beschikkingen van de rechtbank, betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.6    Het is voorzitter niet gebleken dat verweerster niet integer handelt ten opzichte van klager of dat zij feiten op valse en leugenachtige wijze weergeeft en bewijsmateriaal manipuleert. De dossierstukken bieden daar geen aanknopingspunten voor. Uit de e-mailcorrespondentie over het reizen naar het buitenland (zie 1.8 tot en met 1.15) leidt de voorzitter af dat klager aan zijn toestemming om naar Turkije te reizen een aantal voorwaarden stelde waar de ex-echtgenote het in overwegende mate niet mee eens was. Verweerster heeft toegelicht dat zij toen op verzoek van de ex-echtgenote een verzoek om vervangende toestemming bij de rechtbank heeft ingediend zodat de vakantie nog doorgang zou kunnen vinden bij code geel of groen. Verder leidt de voorzitter uit de e-mail van 7 juli 2020 (zie 1.20) af dat klager aanvankelijk geen toestemming heeft gegeven voor de reis naar Belarus. Het feit dat verweerster vervolgens een wijzigingsverzoek bij de rechtbank heeft ingediend voor vervangende toestemming om naar Belarus te reizen is dan ook niet onbegrijpelijk. Van een valse weergave van de feiten is ook geen sprake. Het feit dat partijen tijdens de zitting bij de rechtbank alsnog tot overeenstemming zijn gekomen over het reizen naar Belarus betekent niet dat verweerster in de voorafgaande e-mailcorrespondentie tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Tot slot is het de voorzitter niet gebleken dat verweerster bewijsmateriaal heeft gemanipuleerd. Uit de stukken blijkt dat het klager gaat om de reisverzekeringspolis die door verweerster bij de rechtbank is ingediend. Verweerster heeft toegelicht dat in overleg met haar cliënte een aantal gegevens op die polis is geanonimiseerd omdat haar cliënte bang was dat klager de reis met deze gegevens zou kunnen annuleren. Het is de voorzitter daarbij niet gebleken dat verweerster onevenredig nadeel aan klager heeft toegebracht. Van belang daarbij is dat klager tijdens de zitting bij de rechtbank ondanks de geanonimiseerde reisverzekeringspolis akkoord is gegaan met de reis naar Belarus. Klachtonderdeel d) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen e) en f)

4.7    Klachtonderdelen e) en f) gaan over het gedrag van verweerster, de wijze waarop verweerster communiceert en het starten van procedures. Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

4.8    Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster nodeloze procedures start. Uit de dossierstukken blijkt dat de verweerster namens haar cliënte alleen de procedure voor de vervangende reistoestemming is gestart. Anders dan klager meent, was deze procedure niet nodeloos. Overleg tussen partijen over de toestemming om te reizen, aanvankelijk naar Turkije en later naar Belarus, heeft immers niet tot een oplossing geleid, zodat het verweerster in overleg met en in het belang van haar cliënte vrijstond om vervangende toestemming aan de rechtbank te vragen. Ten aanzien van de aangifte van stalking is verweerster nog geen procedure gestart, althans dat blijkt niet uit de stukken. Verder is het de voorzitter niet gebleken dat verweerster zich polariserend gedraagt dan wel onnodig grievend is in haar communicatie. Het feit dat verweerster in haar e-mail van 4 augustus 2020 aan mr. K. heeft vermeld dat zij een spreekverbod zal eisen op straffe van dwangsommen als klager zich negatief over cliënte uitlaat jegens derden zoals door hen te informeren over vermeende mishandeling en stalking door cliënte, betekent niet dat verweerster zich polariserend gedraagt of zich onnodig grievend over klager uitlaat. Datzelfde geldt voor de opmerking van verweerster in haar brief van 18 juni 2020 dat ten aanzien van de beschuldigingen van klager aan het adres van de ex-echtgenote over mishandeling en stalking sprake is van laster en smaad. Het stond verweerster vrij om deze mededelingen te doen in het belang van haar cliënte en als reactie op de aangifte van stalking die klager tegen de ex-echtgenote heeft gedaan. In dat kader heeft verweerster ook steeds gewezen op het OKT-traject waar beide partijen akkoord mee zijn gegaan en waar verschillende kwesties op tafel liggen. Tot slot is de feitelijke mededeling van verweerster in haar e-mail van 6 juli 2020 (zie 1.19) niet onnodig grievend en/of polariserend ten opzichte van klager. Van tuchtrechtelijk handelen van verweerster is geen sprake. Klachtonderdelen e) en f) zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.9    Uit het bovenstaande volgt dat de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 14 juni 2021 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.