Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:143
Zaaknummer
20-861/A/A
Zaaknummer
20-862/A/A
Inhoudsindicatie
Verzet tegen een kennelijk ongegronde klacht is ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 31 mei 2021
in de zaken 20-861/A/A en 20-862/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2020 op de klacht van:
klager
over:
verweerders
gemachtigde: mr. W.A. Hoyng
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 mei 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Op 17 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerken 1149865 en 1152573 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 28 december 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 5 januari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 10 mei 2021. Daarbij waren klager, en verweerders, bijgestaan door hun gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van 5 januari 2021.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De beslissing is onvoldoende gemotiveerd, geeft een onvolledige voorstelling van zaken en geeft blijk van vooringenomenheid bij de voorzitter. De voorzitter heeft miskend dat klager heeft gesteld dat het deskundigenrapport van dr. Van O. valsheid in geschrifte bevat en dus niet heeft gesteld dat het rapport onjuiste informatie bevat. Voorts heeft de voorzitter ten onrechte geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Er bestaat alle aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Cruciaal in het rapport is de daarin vermelde ‘geen einde’ functie van de Rabobankmethode, maar die onzinnige functie bestaat niet en dat was eenvoudig en direct te controleren.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Er is geen grond om in redelijkheid te betwijfelen of de beslissing van de voorzitter juist is. De voorzitter heeft terecht geen reden gezien voor het oordeel dat sprake was van een uitzonderingsgeval op grond waarvan er voor verweerders aanleiding was de juistheid van informatie uit het deskundigenrapport van dr. Van O. te verifiëren, temeer nu dr. Van O., net als de door klager aangezochte deskundige professor S., niet als onafhankelijk deskundige optrad maar als een door één van partijen aangezochte “partij-deskundige” moet worden aangemerkt. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs A.Ch.H Franken en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 31 mei 2021
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.