Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:141

Zaaknummer

20-959/A/A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 14 juni 2021

in de zaak 20-959/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 januari 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerster

gemachtigde: mr. D. den Hartog

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 14 april 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 1 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1111659 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 11 januari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 7 februari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 april 2021. Daarbij waren klager en de gemachtigde van verweerster aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft de toetsingsnorm verkeerd toegepast en heeft de beslissing gebaseerd op onjuiste feiten.

2.3    Het oordeel van de voorzitter dat niet valt in te zien dat verweerster een standpunt heeft ingenomen waarvan zij wist of moest weten dat het onjuist was is onterecht.

2.4    De voorzitter heeft miskend dat verweerster wist of kon weten dat waarvoor er 4 % kosten in rekening werden gebracht.

2.5    De voorzitter heeft miskend dat verweerster de belangen van klager heeft geschaad door een kwart van de bruto verkoopopbrengst voor haar cliënt te vorderen en het ertoe te leiden dat klager en de overige erfgenamen voor de kosten moeten opdraaien.

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf gebruikt en deze is ook de juiste wijze toegepast. De voorzitter heeft verder rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 14 juni 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.