Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:147

Zaaknummer

20-767/A/A

Inhoudsindicatie

Verzet kan worden ingesteld door klager, de betrokken advocaat en de deken. Deken geen procespartij wanneer hij van die bevoegdheid geen gebruik maakt. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 31 mei 2021

in de zaak 20-767/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 november 2020 op de klacht van:

klagers

over:

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 27 maart 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.

1.2    Op 13 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1105564 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 23 november 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht voor zover gericht tegen verweerder sub 2, kennelijk niet-ontvankelijk en de klacht voor zover gericht tegen verweerder sub 1, kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 22 december 2020 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 22 december 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 19 april 2021. Daarbij waren klager en verweerder sub 1, mede in hoedanigheid van gemachtigde van verweerder sub 2, aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift alsmede van de door klagers op 15 en 17 februari en 13 april 2021 nagezonden stukken.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

    de voorzittersbeslissing is op grond van artikel 47 lid 1 Advocatenwet nietig omdat deze niet mede ondertekend is door advocaat-leden van de raad;

    de beslissing en de gronden waarop deze berust, zijn onjuist.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen. Op grond van artikel 46j Advocatenwet kan de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad tot aan de behandeling van de klacht ter zitting een voorzittersbeslissing -zoals de onderhavige- wijzen, waarbij de advocaat-leden dus niet zijn betrokken. Van nietigheid is dan ook geen sprake. Tegen een dergelijke voorzittersbeslissing kan op grond van artikel 46j lid 4 juncto 46h lid 1 verzet worden ingesteld door klager, de betrokken advocaat en de deken. In het onderhavige geval hebben alleen klagers verzet ingesteld. Als gevolg daarvan zijn alleen zij en verweerders procespartij.

4.3    Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht terecht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. M. Bootsma en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 31 mei 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.