Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:117

Zaaknummer

20-555

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.  

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 8 februari 2021

in de zaak 20-555/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 17 juli 2020 met kenmerk 1107690, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster is vanaf 2014 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.

1.2    De wederpartij van klaagster wordt bijgestaan door verweerster.

1.3    Klaagster is in deze procedure bijgestaan door mr. Van Z. en later door mr. B., samen met mr. N. Op enig moment is mr. N. vervangen door mr. S. maar na enige tijd heeft mr. N. de belangenbehartiging van klaagster weer overgenomen.

1.4    Op 1 april 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    een nieuwe cliëntopdracht aan de toenmalige advocaat van klaagster, mr. N., over te dragen;

b)    ervoor te zorgen dat klaagster genoodzaakt was om over te stappen naar een nieuwe advocaat met alle gevolgen en kosten van dien;

c)    niet integer te zijn en normatieve grenzen over te gaan;

d)    tijdens de onderhandelingen en in de verweren leugens te verspreiden en klaagster als moeder in een zwart daglicht te stellen;

e)    met mr. N. contact te hebben over de lopende zaken;

f)    zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling door op te treden voor de wederpartij terwijl zij voor partijen de huwelijksvoorwaarden had opgesteld.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoel in artikel 10a Advocatenwet, is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.2    De voorzitter stelt het volgende vast. In de vakantie van verweerster bereikte haar een aan haar kantoor gericht bericht van een vrouw die op zoek was naar een mannelijke advocaat voor de afwikkeling van haar scheiding. Omdat op het kantoor van verweerster de familierechtadvocaten allemaal vrouwen zijn, heeft verweerster de naam van mr. N., evenals die van een andere advocaat, genoemd. Klaagster is van mening dat het handelen van verweerster te beschouwen is als belangenverstrengeling en dat zij daardoor genoodzaakt was om een andere advocaat te zoeken.

4.3    De raad constateert dat verweerster een rechtzoekende heeft verwezen naar de toenmalige advocaat van klaagster, althans dat zij zijn naam heeft genoemd. Nu die zaak geen enkel verband heeft met de zaak van klaagster, valt niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. Dat klaagster door deze verwijzing aanleiding heeft gezien om zich (tijdelijk) te laten bijstaan door een andere advocaat, is haar eigen keuze en kan niet tuchtrechtelijk aan verweerster worden verweten.

4.4    Gelet op het bovenstaande zullen deze klachtenonderdelen kennelijk ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdelen c) tot en met f)

4.5    Onder deze klachtonderdelen wordt verweerster verweten niet integer te zijn, normatieve grenzen over te zijn gegaan, leugens te verspreiden, klaagster in een zwart daglicht te stellen, met mr. N. contact te hebben over de lopende zaken en zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling door op te treden voor de wederpartij terwijl zij voor de partijen de huwelijksvoorwaarden had opgesteld. Verweerster heeft onder meer als verweer gevoerd dat zij nooit contact met mr. N. heeft gehad over de lopende zaken en dat zij niet degene is geweest die de huwelijksvoorwaarden heeft opgesteld. Volgens verweerster zijn die voorwaarden in 2008 overeengekomen voor een Amsterdamse notaris en met klaagster had verweerster toentertijd nooit contact gehad. Ook de andere verwijten heeft verweerster betwist en zij heeft daarover opgemerkt dat deze onduidelijk en niet onderbouwd zijn.

4.6    De raad stelt vast dat al deze door klaagster gemaakte klachten algemeen gesteld zijn en niet met concrete feiten zijn onderbouwd. Bij gebreke van een onderbouwing en gelet op de omstandigheid dat verweerster de stellingen van klaagster gemotiveerd en onderbouwd heeft betwist, is de juistheid van deze verwijten en daarmee de gegrondheid van deze klachtonderdelen niet komen vast te staan. Weliswaar heeft klaagster een aantal bijlagen bij haar klachtbrief gevoegd, maar ook dat biedt naar het oordeel van de voorzitter geen steun voor de door klaagster gemaakte verwijten. Dat leidt er toe dat de voorzitter deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

alle klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2021.

 

Griffier                                                                          Voorzitter

 

Verzonden d.d. 8 februari 2021