Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:119

Zaaknummer

21-102/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat de advocaat de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Tijdens de zitting in raadkamer heeft de advocaat voor klager gepleit, waarna hij is vrijgelaten.  Voorts heeft de advocaat vlak voor een zitting desgevraagd waargenomen voor een andere advocaat  en de pleitaantekeningen van die advocaat voorgedragen. Klager was bij de zitting van de politierechter niet aanwezig, zodat de klacht op die zitting geen betrekking kan hebben. Advocaat heeft klager per email aan het bij haar bekende emailadres geïnformeerd over het verloop van die zitting, de uitspraak en de beroepstermijn. Klager heeft hoger beroep ingesteld.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 28 juni 2021

in de zaak 21-102/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 28 juli 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 3 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-101 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 mei 2021. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager heeft de raad per email van 6 mei 2021 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

2    FEITEN

2.1    Verweerster heeft klager op 21 november 2018 op het politiebureau te Maastricht bezocht. Klager was in verzekering gesteld. Hij werd verdacht van vernieling van 6 personenauto’s in Geleen op 20 november 2018. Verweerster heeft klager bijgestaan bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris op 23 november 2018. De rechter-commissaris heeft bewaring van klager voor 14 dagen bevolen. Klager is hierna overgebracht naar de PI “de Geelhorst”. Verweerster heeft klager op 6 december 2018 in de raadkamer bijgestaan. De rechtbank heeft de vordering gevangenhouding afgewezen waarna de voorlopige hechtenis is opgeheven.

2.2    Op 10 januari 2019 heeft een zitting bij de politierechter plaatsgevonden. Klager was op 10 januari ook gedagvaard in andere zaken, waarin klager werd bijgestaan door mr. V. Verweerster heeft klager op verzoek van mr. V (vanwege de uitloop van een zitting bij de politierechter in een andere zaak van mr. V)  tijdens de politierechter in die zaken bijgestaan. Verweerster heeft de pleitnotities van mr. V voorgedragen. De zaak betreffende het voorval op 20 november 2018 is tijdens de zitting van 10 januari 2019 ingetrokken. Klager is in deze zaak opnieuw opgeroepen voor de zitting van 3 juni 2019. Klager is op 3 juni 2019 niet ter zitting verschenen. Verweerster heeft als bepaaldelijk gevolmachtigde de belangen van klager behartigd. Verweerster heeft per email van 3 juni 2019 het verloop van de zitting, de uitspraak van de politierechter en de beroepstermijn aan klager bericht.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft de belangen van klager niet naar behoren behartigd doordat:

a)    verweerster stil was tijdens de zitting en de standpunten van klager niet weer gaf;

b)    verweerster niet goed was voorbereid voor de zitting;

c)    verweerster weigerde om klager camerabeelden te laten zien

d)    verweerster klager te laat heeft gewezen op de hoger beroepstermijn

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING

Ad onderdelen a) en b)

5.1    De raad zal de klachtonderdelen a) en b) gelet op de onderlinge samenhang gezamenlijk beoordelen. Klager verwijt verweerster zijn belangen tijdens de zittingen niet goed te hebben behandeld. Als niet betwist  staat vast dat verweerster tijdens de behandeling van de vordering tot gevangenhouding op 6 december 2019 voor klager heeft gepleit. De vordering tot gevangenhouding is vervolgens afgewezen. De zitting op 10 januari in deze zaak is niet doorgegaan. Verweerster heeft klager op 10 januari 2020 wel, op verzoek van mr. V, bijgestaan in de overige op die dag tegen klager dienende strafzaken. Verweerster heeft op het allerlaatste moment waargenomen voor mr. V, waarmee klager, zoals onbetwist is gesteld, heeft ingestemd. Verweerster heeft ter zitting de pleitaantekeningen van mr. V voorgelezen.  De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen dat verweerster, in haar hoedanigheid van waarnemer, ter zitting van 10 januari 2020 de belangen van klager onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. Tijdens de zitting van 3 juni 2020 was klager niet aanwezig zodat de onderdelen a) en b) geen betrekking kunnen hebben op het verloop van deze zitting.

5.2    De raad kan op grond van het bovenstaande niet vaststellen dat verweerster de belangen van klager tijdens de zittingen op 6 december 2019 en 10 januari 2020 niet heeft behartigd zoals van een redelijk handelend advocaat verwacht mocht worden noch dat zij onvoldoende voorbereid was voor de zittingen. De onderdelen a) en b) zijn daarom ongegrond.

Ad onderdeel c)

5.3    Verweerster heeft, onbetwist, gesteld dat het niet mogelijk was de camerabeelden af te spelen. Er was geen sprake van een weigering, maar het was voor verweerster niet mogelijk om de camerabeelden aan klager te tonen. Onderdeel c) is daarom ook ongegrond.

Ad onderdeel d)

5.4    Verweerster heeft klager per email, geadresseerd aan het bij verweerster bekende emailadres, geïnformeerd over het verloop van de zitting, de uitspraak van de politierechter en de beroepstermijn. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij bovendien van het gerechtshof stukken heeft ontvangen, waaruit blijkt dat door klager hoger beroep is ingesteld. Klachtonderdeel d) is feitelijk onjuist en daarom ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021.

 

Griffier    Voorzitter