Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:109

Zaaknummer

19-825

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Het stond verweerder vrij om in het belang van en in overleg met zijn cliënten een procedure aanhangig te maken om tot een oplossing te komen. Het opnemen van medische gegevens van klager en van gegevens uit klagers personeelsdossier in de dagvaarding is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2021

in de zaak 19-825/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 4 december 2019 met kenmerk K 19/30, door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Op 7 november 2016 heeft klager als medewerker van een tbs-kliniek (hierna: de tbs-kliniek) een geweldsincident meegemaakt als gevolg waarvan hij lichamelijke en geestelijke schade heeft opgelopen.

1.2    Op 23 januari 2017 heeft klager de tbs-kliniek aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade. De tbs-kliniek heeft de aansprakelijkheid erkend en haar verzekeraar (hierna: de verzekeraar) ingeschakeld om de schade af te wikkelen.

1.3    Ten aanzien van de te vergoeden schade wordt klager bijgestaan door mr. P. Bij brief van 9 februari 2017 heeft mr. P. zich bij de verzekeraar gemeld als klagers advocaat. Daarna hebben mr. P. en de verzekeraar veel met elkaar gecorrespondeerd.

1.4    Bij e-mail van 19 juli 2018 aan de verzekeraar heeft mr. P. – kort gezegd – gesteld dat de buitengerechtelijke kosten van klager volledig vergoed moeten worden, bij gebreke waarvan haar cliënt rechtsmaatregelen zal gaan treffen.

1.5    Naar aanleiding van de in 1.4 genoemde e-mail is verweerder gaan optreden als advocaat van de tbs-kliniek en de verzekeraar. Bij brief van 7 september 2018 aan mr. P. heeft verweerder de schadekwestie op een rij gezet en om nadere informatie gevraagd. Daarna hebben verweerder en mr. P. veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

1.6    Bij e-mail van 6 november 2018 heeft verweerder mr. P. voorgesteld om de kwestie van de declaraties van mr. P. voor te leggen aan de LSA Geschillencommissie Declaraties (hierna ook: de geschillencommissie) en om tegelijkertijd mediation te starten. Mr. P. heeft hier namens klager op geantwoord dat klager eerst betaling wenst van de facturen en pas daarna het mediationtraject in wil en dat een extra procedure bij een geschillencommissie te stresserend voor hem is.

1.7    Op 6 december 2018 heeft verweerder naar mr. P. gemaild dat zijn cliënten voortgang willen en daartoe de zaak aan de rechter willen voorleggen.

1.8    Om de hoogte van de schade te kunnen vaststellen heeft verweerder namens de tbs-kliniek en de verzekeraar een civiele procedure tegen klager aanhangig gemaakt en op 25 februari 2019 een dagvaarding bij klager laten betekenen. Als bijlage bij deze dagvaarding heeft verweerder onder meer een medisch advies van de door zijn cliënten ingeschakelde medisch adviseur overgelegd.

1.9    Op 4 maart 2019 heeft mr. P. een advies van haar medisch adviseur naar verweerder gemaild. In deze e-mail heeft mr. P. voorgesteld om expertise in te winnen opdat de gevolgen van het geweldsincident in kaart kunnen worden gebracht door deskundigen.

1.10    Op 8 maart 2019 heeft verweerder per e-mail inhoudelijk op het advies van de medisch adviseur van mr. P. gereageerd en vermeld dat de verzekeraar bereid is gevonden een aanvullend bedrag van € 5.000,- aan klager te betalen ter zake van de buitengerechtelijke kosten.

1.11    Op 8 maart 2019 heeft de gemachtigde van klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft ondanks het dringende verzoek om dit niet te doen toch een bodemprocedure aanhangig gemaakt en dat op een bruusk onorthodoxe wijze. De ernst van het letsel van klager wordt systematisch verkleind en gebagatelliseerd als een “klap op het voorhoofd” met hoofdletsel en lijkt te zijn gericht op het minimaliseren van de gevolgen. Ook zijn in de dagvaarding diverse insinuaties en aannames beschreven die niets met de ernst en met de gevolgen van het incident te maken hebben;

b)    Verweerder heeft zich verzet tegen een redelijke bevoorschotting van de reeds gemaakte advocaatkosten, met als gevolg dat de rechtsbijstand onnodig onder druk is komen te staan dan wel onmogelijk is gemaakt door verweerder;

c)    Verweerder heeft in strijd met de privacyregels persoonlijke informatie over klager verzameld. Het is afhankelijk van de vraag en functie welke medische informatie mag worden ingezien en met welk doel;

d)    Verweerder heeft schriftelijk de toegang van de gemachtigde van klager geprobeerd te ontzeggen.

2.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling van de klacht, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband heeft verweerder aangevoerd dat hij de bodemprocedure namens zijn cliënten is gestart omdat zijn cliënten meenden dat sprake was van een impasse en zij zo voortvarend mogelijk tot een oplossing van de schadekwestie wilden komen. Verder heeft verweerder aangevoerd dat zijn cliënten meenden dat de verrichte betalingen voor klagers kosten van rechtsbijstand in voldoende mate de redelijke kosten van rechtsbijstand dekken en dat hij dit in juridische zin verdedigbaar vindt. Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat zijn cliënte, de tbs-kliniek, ter bepaling van de omvang van de door klager gestelde schade gebruik mag maken van de daarvoor benodigde informatie en dat die informatie met hem als advocaat mag worden gedeeld.

3.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling van klacht, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht gaat over het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënten, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door namens zijn cliënten een bodemprocedure aanhangig te maken. Uit de overgelegde e-mails blijkt dat verweerder uitvoerig met klagers advocaat heeft gecorrespondeerd over de schade en voorstellen voor mediation en een procedure bij de geschillencommissie heeft gedaan, maar dat partijen niet tot een vergelijk konden komen over onder meer de vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de benodigde informatie om de omvang van de schade vast te kunnen stellen. In dat verband heeft verweerder toegelicht dat tussen klager en zijn cliënten een impasse was ontstaan en dat zijn cliënten het geschil over de omvang van klagers schade aan de rechter wilden voorleggen. De voorzitter leidt uit de e-mail van 6 december 2019 (zie 1.7) af dat verweerder heeft aangekondigd dat zijn cliënten een procedure wilden starten. Van een bruusk onorthodoxe wijze is dan ook geen sprake. Het stond verweerder vrij om in het belang van en in overleg met zijn cliënten een procedure aanhangig te maken om tot een oplossing te komen. Daarbij is het de voorzitter niet gebleken dat verweerder het letsel van klager heeft gebagatelliseerd en aannames heeft beschreven die niets met de ernst en met de gevolgen van het incident te maken hebben. Het feit dat klager de inhoud van de dagvaarding wel zo ervaart, betekent niet dat verweerder als advocaat van klagers wederpartij in tuchtrechtelijke zin iets te verwijten valt. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Zoals verweerder terecht in zijn verweer heeft aangevoerd, is het niet zijn taak om als advocaat van klagers wederpartij de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat zijn cliënten het standpunt hebben ingenomen dat de betalingen die ter zake van de klagers kosten van rechtsbijstand zijn verricht in voldoende mate de redelijke kosten van rechtsbijstand afdekken en dat hij dit standpunt in juridische zin verdedigbaar acht. Het staat verweerder in het kader van de belangenbehartiging vrij om dit standpunt in te nemen. Dat klager het met dit standpunt niet eens is, betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk iets te verwijten valt. Het geschil over de omvang van de schade is door verweerders cliënten aan de civiele rechter voorgelegd. Het is niet aan de tuchtrechter om over dat geschil inhoudelijk te oordelen. Omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder geen sprake is, is klachtonderdeel b) ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.4    De voorzitter stelt op grond van de klachtbrief en de repliek vast dat het klager in dit klachtonderdeel gaat om medische gegevens die ter inzage naar de medisch adviseur van de verzekeraar zijn gestuurd en om informatie uit zijn personeelsdossier. Klager klaagt erover dat verweerder deze informatie heeft verzameld, ingezien en in de dagvaarding heeft vermeld. 

4.5    Voor wat betreft de medische gegevens van klager die in het medisch advies van de door de verzekeraar ingeschakelde adviseur zijn vermeld, gaat de voorzitter uit van het volgende uitgangspunt. Het overleggen van medische gegevens in een procedure kan  gerechtvaardigd zijn voor zover in de gegeven omstandigheden een reëel belang bij adequate rechtsbijstand daartoe noopt. Daarbij dient dat belang te worden afgewogen tegen het belang van de betrokkene niet nodeloos te worden geschaad door het overleggen van diens medische gegevens. Bij de beantwoording van de vraag of die noodzaak bestaat heeft de advocaat een eigen verantwoordelijkheid en dient hij een eigen afweging te maken. Deze afweging kan achteraf door de tuchtrechter worden getoetst. Indien en voor zover het in het geding brengen van medische gegevens noodzakelijk en dus toelaatbaar is, behoeft daarvoor geen voorafgaand overleg te worden gevoerd met de wederpartij of de deken en is evenmin toestemming noodzakelijk van degene wiens medische gegevens het betreft (zie ook de beslissing van het Hof van Discipline van 21 augustus 2020 (ECLI:NL:TAHVD:2020:142).

4.6    De voorzitter is van oordeel dat verweerder met het overleggen van de medische gegevens uit het behandeldossier van klager en het opnemen van deze gegevens in de dagvaarding binnen zijn eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid is gebleven en een afweging heeft gemaakt op de wijze zoals door het hof is aangegeven. Daarbij is van belang dat het hier gaat om gegevens uit een medisch advies dat is opgesteld in het kader van het geschil over schadevergoeding. Verweerder heeft deze gegevens in de procedure bij de rechtbank mogen gebruiken om de belangen van zijn cliënten te behartigen.

4.7    Voor wat betreft de gegevens uit het personeelsdossier is de voorzitter ook van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder treedt op als advocaat van klagers ex-werkgever in een schadvergoedingsprocedure en mocht in die hoedanigheid kennisnemen van het personeelsdossier van klager en de daarin vermelde gegevens in het belang van zijn cliënten vermelden in de dagvaarding. Toestemming van klager voor het gebruik van deze gegevens was hierbij niet noodzakelijk. Dat verweerder in de dagvaarding insinuerende opmerkingen heeft gemaakt en pertinente leugens heeft opgenomen, zoals door klager gesteld, is de voorzitter niet gebleken. Daarvoor ontbreekt een feitelijke onderbouwing. Het feit dat klager bepaalde opmerkingen in de dagvaarding wel zo heeft ervaren, betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.8    De voorzitter stelt op grond van de repliek vast dat klager met klachtonderdeel d) klaagt over de wijze waarop verweerder heeft geprobeerd om klagers gemachtigde ervan te weerhouden de waarheid over de gang van zaken ten tijde van het geweldsincident in november 2016 boven water te krijgen. Daarbij heeft klager verwezen naar een samenvatting van een getuigenverklaring.

4.9    De voorzitter is van oordeel dat klager klachtonderdeel d) onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Uit de door klager overgelegde samenvatting van een getuigenverklaring kan niet worden afgeleid dat verweerder enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De dossierstukken bieden daar ook geen aanknopingspunten voor. Klachtonderdeel d) is daarom kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2021.

 

Griffier                                                              Voorzitter

 

Verzonden d.d. 14 juni 2021