Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:116

Zaaknummer

21-356/DB/OB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Mr. W heeft openstaande vordering van verweerders kantoor op klager geïncasseerd. Klager klaagt daarover tegen verweerder. Omdat niet verweerder, maar mr. W in de beslagprocedure als advocaat voor verweerders kantoor is opgetreden, kan klager niet in de onderhavige klacht tegen verweerder worden ontvangen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 46j Advocatenwet.            

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van  25 juni 2021

in de zaak 21-356/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de beslissing van het Hof van Discipline van 6 april 2021, strekkende tot verwijzing van de klachtzaak van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden naar de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch en het daarbij gevoegde klachtdossier.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is van 2006 tot 2011 bijgestaan door advoc aten van H Advocaten, waaronder verweerder en mr. V, in een geschil met A. Klager is in de appel- en herroepingsprocedure in het ongelijk gesteld. Klager verwijt verweerder dat deze beroepsfouten heeft gemaakt.

1.2    Klager heeft de declaraties van H Advocaten tot een bedrag van plusminus € 40.000,00  onbetaald gelaten. Bij brief d.d. 7 augustus 2015 heeft mr. W als advocaat van H Advocaten aan klager een voorstel gedaan tot het treffen van een betalingsregeling, welk voorstel niet door klager is geaccepteerd. Op 2 februari 2016 heeft verweerder vergeefs aan klager een voorstel tot het treffen van een regeling gedaan. Ook is de interne klachtenregeling van H Advocaten gevolgd, waarbij klagers klachten ongegrond zijn verklaard. Een regeling tussen klager en H Advocaten is niet tot stand gekomen.

1.3    Mr. W heeft namens H Advocaten op 22 juli 2016 bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg een verzoekschrift ingediend waarbij zij verlof heeft gevraagd voor het ten laste van klager leggen van conservatoir beslag op roerende zaken en onder derden. Op 26 juli 2016 heeft de Voorzieningenrechter het gevraagde verlof voor een bedrag van ruim € 62.000,-- verleend. Mr. W heeft vervolgens op 1 en 2 augustus 2016 beslag doen leggen op de inboedel en inventaris van de eenmanszaken van klager, op enige motorvoertuigen en onder de bank.

1.4    Op 8 augustus 2016 heeft mr. W de dagvaarding in de bodemprocedure aan klager doen betekenen.

1.5    In augustus 2016 heeft mr. W met klager een minnelijke regeling getroffen waarna klager conform de getroffen regeling  een bedrag van € 20.000,-- aan H Advocaten heeft voldaan. Mr. W heeft de deurwaarder op 16 augustus 2018 verzocht om de gelegde beslagen op te heffen.

1.6    Op 14 november 2016 heeft klager H Advocaten aansprakelijk gesteld voor beweerdelijke beroepsfouten.

1.7    Op 14 augustus 2017 heeft klager een vaststellingsovereenkomst gesloten met de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van H Advocaten.

1.8    Klager heeft bij e-mail d.d. 10 juli 2019 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

1. Verweerder heeft klagers belangen onnodig en onevenredig geschaad door conservatoir beslag te leggen;

2.    Verweerder heeft in het beslagrekest onwaarheden vermeld en heeft aldus de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig geïnformeerd.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Vast staat dat mr. W heeft opgetreden als advocaat van H Advocaten in het kader van de incasso van de openstaande vordering van H Advocaten op klager. Na positief advies van de deken heeft mr. W namens H Advocaten aan de Voorzieningenrechter verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag. De Voorzieningenrechter heeft het verlofrekest getoetst en verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken en onder derden, waarna mr. W namens H Advocaten conservatoir beslag heeft doen leggen.

4.2    Nu kortom vast staat dat niet verweerder, maar mr. W in de beslagprocedure als advocaat voor H Advocaten is opgetreden, kan klager niet in de onderhavige klacht tegen verweerder worden ontvangen. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, op grond van het voorgaande in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.   

 

5    BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.  T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2021.

 

Griffier                    Voorzitter