Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:129
Zaaknummer
21-362/A/NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat verweerder voor andere partijen in de procedure(s) van klaagster is opgetreden.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 31 mei 2021
in de zaak 21-362/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 10 maart 2021 met kenmerk mb/1248703, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 43.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 31 juli 2019 heeft de deken verweerder aangewezen om klaagster bij te staan in een civiele procedure tegen vijf gedaagden. De zaak was door de kantonrechter verwezen naar de rolzitting van de handelskamer van de rechtbank van 7 augustus 2019 en ging over het (voormalige) perceel van klaagster. Op 1 augustus 2019 hebben klaagster en verweerder elkaar telefonisch gesproken en heeft verweerder een opdrachtbevestiging aan klaagster gestuurd.
1.2 Op 5 augustus 2019 heeft verweerder in de zaak van klaagster een zogenaamd “B1-formulier Aanbrengen nieuwe zaak” bij de rechtbank ingediend.
1.3 Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in incident van 27 november 2019 heeft de rechtbank klaagster veroordeeld in de proceskosten van € 543,- en de nakosten van € 82,-. Bij e-mail van 2 december 2019 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat zij de proceskosten aan twee van de door haar gedaagde partijen meteen zal moeten betalen.
1.4 Bij e-mail van 4 december 2019 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven:
“Op uw verzoek heb ik de akte van 3 januari 2019 bij het kadaster opgevraagd en gisteren naar u toegestuurd. Naar aanleiding daarvan heeft u – om voor mij onbegrijpelijke redenen – de overeenkomst met mij opgezegd en mij een verrader genoemd. In mijn e-mail van 27 november jl. (…) constateerde ik reeds dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan die niet overbrugbaar lijkt. Ik constateer nu definitief dat deze vertrouwensbreuk niet te helen is en zal mij conform uw verzoek terug trekken uit de procedure.
Ik ga dat als volgt doen. Ik trek mij over twee weken, op woensdag 18 december 2020 (bedoeld zal zijn 2019, vzt), terug. U heeft tot die tijd om een nieuwe advocaat te vinden.”
1.5 Op 16 september 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zo begrijpt de voorzitter, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij voor alle wederpartijen en andere bij de zaak van klaagster betrokken partijen optreedt.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter begrijpt dat klaagster erover klaagt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 15 doordat hij voor alle wederpartijen en andere bij de zaak van klaagster (die gaat over de gedwongen verkoop van haar perceel) betrokken partijen optreedt. Volgens klaagster blijkt dat uit het feit dat zij verweerder nooit heeft gesproken, dat hij de zaak van klaagster heeft aangebracht en daarbij een andere dagvaarding heeft gevoegd, dat hij klaagster heeft geadviseerd om de zaak in te trekken, dat hij weigert klaagster de akte(n) van haar perceel toe te sturen en dat hij met de wederpartijen van klaagster afspraken heeft gemaakt over de voldoening van de proceskostenveroordeling door klaagster.
4.2 Verweerder voert -samengevat- het volgende verweer. Hij betwist dat hij voor een of meerdere wederpartij(en) in de procedures waarbij klaagster is betrokken, optreedt of heeft opgetreden. Verweerder heeft klaagster wél gesproken: hij heeft zowel per e-mail als telefonisch contact met klaagster gehad. Voordat verweerder inhoudelijk met de zaak van klaagster aan de slag kon, heeft zij het vertrouwen in hem opgezegd. Verweerder heeft op 5 augustus 2019 een B1-formulier bij de rechtbank ingediend. De zaak was nog niet aanhangig bij de rechtbank en diende daarom door middel van een B1-formulier aangebracht te worden door de advocaat van de eisende partij, klaagster. Bij het formulier heeft verweerder geen nieuwe dagvaarding gevoegd, maar het oproepingsexploot dat klaagster zelf door de deurwaarder had laten betekenen om de zaak bij de sector civiel van de rechtbank aan te kunnen brengen, na verwijzing door de kantonrechter. Verweerder heeft op verzoek van klaagster een akte opgevraagd en die akte na ontvangst daarvan aan klaagster gestuurd. Klaagster kan de door haar gewenste akte(s) overigens zelf opvragen bij het Kadaster. Klaagster heeft verweerder niet gevraagd om andere aktes op te vragen. Verweerder heeft geen afspraak gemaakt met de wederpartijen van klaagster dat klaagster de proceskosten zou voldoen. Wel heeft hij contact gehad met de advocaat van de wederpartijen van klaagster over de proceskostenveroordeling en klaagster meegedeeld dat zij die kosten meteen diende te voldoen omdat zij daartoe was veroordeeld in het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis in incident, aldus verweerder.
4.3 De voorzitter overweegt het volgende. Uitgangspunt is dat de advocaat in beginsel niet mag optreden tegen zijn eigen (voormalige) cliënt of die van zijn kantoorgenoten. De achtergrond hiervan is dat de advocaat zich niet in de situatie dient te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn (voormalige) cliënt geraakt, terwijl voorts elke (voormalige) cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan en zal worden gebruikt. De voorzitter is van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd dat verweerder is opgetreden voor een of meerdere wederpartijen van klaagster dan wel andere bij de zaak van klaagster betrokken partijen tegen klaagster. Klaagster heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt. Ook uit de door klaagster in haar klacht genoemde omstandigheden waaruit dit volgens haar zou moeten blijken, kan de voorzitter niet de conclusie trekken dat verweerder voor andere partijen in de procedure(s) van klaagster is opgetreden. Dit betekent dat de klacht kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 31 mei 2021