Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-06-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:111

Zaaknummer

200288

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat. De raad heeft de klacht, die betrekking heeft op een nodeloos grievende uitlating, gegrond verklaard en aan verweerder hiervoor geen maatregel opgelegd. Het hof bekrachtigt deze beslissing.

Uitspraak

BESLISSING

van 7 juni 2021

in de zaak 200288

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 7 december 2020 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ’s-Hertogenbosch met zaaknummer 20-342/DB/LI. In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard. Aan verweerder is geen maatregel opgelegd. Verweerder is veroordeeld in de betaling van het griffierecht.

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2020:108 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het hoger beroepschrift van verweerder tegen deze beslissing is op 30 december 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 april 2021. Verweerder is verschenen en heeft zijn standpunt toegelicht. Klager is niet verschenen.

 

3    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich nodeloos grievend over klager heeft uitgelaten door tijdens de zitting van het Hof van Discipline van 3 juni 2019 het volgende op te merken: “Klager zit te liegen bij uw hof dus diende ik weer een klacht in”.

4.2    Klager heeft ter toelichting op zijn klacht onder meer het volgende naar voren gebracht. Klager heeft gelet op de beslissing van het Hof van Discipline van 11 juli 2016 op juiste gronden en met de juiste informatie een toevoeging aangevraagd ten behoeve van zijn werkzaamheden in een tuchtrechtelijke procedure tegen verweerder.

4.3    Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 11 juli 2019 de klachten tegen verweerder gegrond verklaard en aan verweerder een berisping opgelegd.

 

5    BEOORDELING

Het hof ziet op basis van het onderzoek in beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de grieven van verweerder in beroep en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

 

6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van 7 december 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 20-342/DB/LI.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en A.E.M. Rӧttgering, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2021.

 

griffier                                                                voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 7 juni 2021.