Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:124

Zaaknummer

20-978/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 31 mei 2021

in de zaak 20-978/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 januari 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 4 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 8 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1015917/EJH/FS van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 18 januari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 10 februari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is, gevoegd met het verzet in de klachtzaak met zaaknummer 20-979/A/A behandeld op de zitting van de raad van 3 mei 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager aan de raad van 19 april 2021.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft de klacht mede kennelijk ongegrond verklaard omdat verweerder niet de advocaat van klager was. Verweerder heeft echter een actieve rol gehad in de zaak van klager. Dit is niet terug te zien in de wijze waarop de voorzitter de zaak heeft beoordeeld. Verweerder is degene geweest die de zaak van klager als eerste in ontvangst heeft genomen, hij is het toezichthoudende kantoorhoofd, hij was de tweede lezer op de namens klager uitgebrachte dagvaarding, hij is degene geweest die klager een aanmaning heeft gestuurd en hij is als kantoorhoofd niet medewerkzaam geweest aan het zoeken naar een passende oplossing voor geconstateerde tekortkomingen van mr. D. De voorzitter heeft de klacht niet getoetst aan de normen die gelden voor advocaten in hoedanigheid van kantoorhoofd en de normen die in het algemeen gelden voor advocaten.

2.3    Klager zou volgens verweerder een kansrijke zaak hebben. Dat is echter bijna nooit het geval bij verenigingszaken. Klager beschouwt dit als misleiding door verweerder als kantoorhoofd.

2.4    Verweerder is als kantoorhoofd verantwoordelijk voor de marketing op de website van het kantoor. Op die website staat dat het kantoor expert is op het gebied van verenigingszaken. Klager verkeerde in de onterechte veronderstelling dat zijn zaak in deskundige handen was. Gezien het falen in de zaak van klager adverteert verweerder op de website met een expertise die het kantoor niet heeft. Ook hiermee heeft hij klager misleid.

2.5    Verweerder heeft uren gedeclareerd als advocaat voor kwaliteitscontrole waarbij hij heeft gemist dat in de dagvaarding geen beroep is gedaan op het enige artikel waarop beroep kon worden gedaan.

2.6    Verweerder is bekend met zowel de inhoudelijke zaak, de betwiste factuur, de klachten over de zaak en de aansprakelijkstelling van klager, maar richt zich alleen op het innen van de resterende factuur en gebruikt daarbij onwaarheden. Het past bovendien niet om in dit licht een agressieve aanmaning te sturen. Verweerder is ook aan te spreken op de onjuistheid van de factuur.

2.7    Verweerder heeft verkeerde adviezen/juridische oordelen gegeven teneinde de factuur betaald te krijgen.

2.8    Verweerder heeft in alle communicatie over de klacht gesteld dat er een beroep is gedaan op artikel 2:8 BW, maar dat artikel wordt in de dagvaarding niet genoemd. Verweerder informeert hiermee klager en de deken bewust verkeerd.

2.9    Verweerder werkt niet mee aan een oplossing zoals het doorverwijzen van de zaak naar de geschillencommissie.

2.10    Verweerder houdt als kantoorhoofd onvoldoende toezicht op een goed verloop van de interne klachtenprocedure.

2.11    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt ten overvloede nog dat klager in zijn verzetschrift is ingegaan op de rol van verweerder als kantoorhoofd. Dat heeft klager niet gedaan in zijn klacht zoals hij die heeft ingediend bij de deken. Nu alleen die klacht door de voorzitter is beoordeeld en in verzet geen nieuwe klachten kunnen worden ingediend, gaat de raad hieraan voorbij.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. G. Kaaij en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 31 mei 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.