Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:123

Zaaknummer

20-979/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 31 mei 2021

in de zaak 20-979/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 januari 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 4 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 8 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1015887/EJH/FS van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 18 januari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 10 februari 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is, gevoegd met het verzet in de klachtzaak met zaaknummer 20-978/A/A, behandeld op de zitting van de raad van 3 mei 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft bij haar beoordeling niet betrokken dat verweerder in de interne klachtenprocedure heeft geconcludeerd dat mijn zaak vanaf het begin af aan weinig kansrijk was. Hij had klager op basis van die conclusie in het gelijk moeten stellen. Dat heeft hij niet gedaan.

2.3    Verweerder heeft ten onrechte geen negatieve conclusies getrokken uit het feit dat er in de dagvaarding geen beroep is gedaan op artikel 2:8 BW. In een weinig kansrijke zaak waarbij in de dagvaarding wordt nagelaten een beroep te doen op het enige relevante wetsartikel had dit logischerwijs tot een negatief oordeel over de kwaliteit van mr. D moeten leiden.

2.4    De hooghartige manier waarop de klacht van klager door verweerder is afgewimpeld, waarbij veel vragen onbeantwoord zijn gebleven en onjuiste mededelingen zijn gedaan, passen niet in het maatschappelijk verkeer en zeker niet bij respectabele beroepen als de advocatuur. Verweerder heeft alleen oog gehad voor de eigen belangen van het kantoor en niet voor de belangen van klager als cliënt. Hierdoor heeft klager het vertrouwen in de advocatuur verloren.

2.5    Verweerder heeft niets gedaan met de misleiding van klager door mrs. D en T.

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. G. Kaaij en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 31 mei 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.