Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:109

Zaaknummer

20-775/A/A

Zaaknummer

20-776/A/A

Zaaknummer

20-777/A/A

Zaaknummer

20-778/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 17 mei 2021

in de zaken 20-775/A/A, 20-776/A/A, 20-777/A/A en 20-778/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 november 2020 op de klachten van:

klagers

gemachtigden: mrs. Z. S. en B.M.J. Anneveld

over:

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 17 januari 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders. Op 18 januari 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

1.2    Op 12 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1068803/EJH/AvO, 2020-1069658/EJH/AvO, 2020-1076871/EJH/AvO en 2020-1085910/EJH/AvO van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 23 november 2020 heeft de voorzitter van de raad de klachtonderdelen a), c), e) en f) kennelijk ongegrond verklaard en de klachtonderdelen b), d) en g) t/m k) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

1.4    Op 28 november 2020 hebben klaagster en klager (hierna tezamen: klagers) verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 april 2020. Daarbij waren klagers, bijgestaan door hun gemachtigden,  en verweerders aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Voorts heeft de raad kennisgenomen van een brief van 1 maart 2021 met bijlagen en e-mails van 23 en 24 maart 2021 met bijlagen.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    De voorzitter heeft ten onrechte aan haar beslissing om de klachtonderdelen b), d) en g) t/m k) kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren ten grondslag gelegd dat klagers slechts een afgeleid belang hebben. Zij hebben bij die klachtonderdelen een rechtstreeks belang nu zij een zorgplicht hebben voor hun zoon en zij de stage van hun zoon bij advocatenkantoor H grotendeels hebben moeten financieren. De voorzitter heeft verder ten onrechte bij de klachtonderdelen a), c), e) en f) de stellingen van de verweerders in die zaak als waarheid aangenomen, als gevolg waarvan zij die klachtonderdelen ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.

2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen. De belangen die klagers in verzet hebben aangevoerd zijn geen rechtstreeks betrokken belangen bij de klachtonderdelen b), d) en g) t/m k), die betrekking hebben op de relatie tussen de zoon van klagers en verweerders. Verder hebben klagers met hetgeen zij in verzet hebben aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de voorzitter de beslissing op de klachtonderdelen a), c), e) en f) heeft gebaseerd op door verweerders gepresenteerde feiten die onjuist zijn. Er bestaat daarom geen grond om in redelijkheid te betwijfelen of de beslissing van de voorzitter juist is.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M Wamsteker, voorzitter, mrs. G. Kaaij en M. Bootsma, leden, bijgestaan door mr. I.R. van der Veen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 17 mei 2021

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.