Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-05-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:96
Zaaknummer
20-518/DB/LI
Inhoudsindicatie
De voorzitter van de raad heeft het herzieningsverzoek en de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 31 mei 2021
in de zaak 20-518/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 29 maart 2021 op de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Per email van 11 oktober 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een verzoek tot herziening respectievelijk (nieuwe) klacht ingediend over verweerder.
1.2 Per email van 8 juli 2020 met kenmerk K19-039, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 19 december 2020 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) verzoekers in hun verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard en de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 8 december 2020 is verzonden aan klager.
1.4 Op 3 januari 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 maart 2021 in aanwezigheid van klagers, verweerder en de gemachtigde van verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) de voormalige deken heeft klagers de kans op een eerlijke tuchtzaak ontnomen door hun klacht te verdraaien;
b) klagers hebben de klacht op 11 oktober 2019 ingediend bij de deken maar al in maart 2018 aangekaart. Dat is binnen de termijn van drie jaren na juli 2015;
c) de deken heeft niet gezegd dat de revisieklacht bij het Hof van Discipline moet worden ingediend;
d) de deken heeft gezegd dat 12 jaar geklaagd mag worden;
e) de feiten zijn het zelfde als in eerdere klachten aan de orde zijn geweest, maar er zijn nieuwe bewijzen. Het argument dat de termijn verlopen zou zijn kan niet gehanteerd worden.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter het herzieningsverzoek en de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. W.A.A.J Fick-Nolet en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2021.
Griffier Voorzitter