Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:101

Zaaknummer

21-030

Inhoudsindicatie

Dat verweerster het gerechtshof onjuist heeft geïnformeerd terwijl zij wist, althans behoorde te weten, dat de door haar verstrekte informatie onjuist was, is uit de overgelegde stukken niet gebleken. Bovendien heeft verweerster, toen bleek, dat de eerder door haar cliënt aan haar verstrekte informatie onjuist, althans onvolledig, was, de door haar opgestelde draagkrachtberekening aangepast en aan de advocaat van klaagster toegezonden. Klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2021

in de zaak 21-030/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerster

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 14 januari 2021 met kenmerk Z1212629/MV/SD, door de raad ontvangen op 14 janauri 2021 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster treedt sinds 2014 op als advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster. Op 27 oktober 2015 is de bij beschikking tussen partijen uitgesproken echtscheiding ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

1.2    Klaagster heeft hoger beroep ingesteld tegen de bij beschikking vastgestelde partneralimentatie en de afwikkeling huwelijkse voorwaarden. Door het gerechtshof zijn drie deskundigen benoemd. Op 30 augustus 2019 is een deskundigenrapport verschenen. Partijen zijn op 4 november 2019 opgeroepen voor een voortgezette mondeling behandeling op 6 maart 2020. Enkele dagen voor de zitting heeft de griffier van het gerechtshof aan beide partijen verzocht drie draagkrachtberekeningen te maken, te weten één per 1 januari 2017, één per 1 januari 2018 en één per 1 januari 2020. Verweerster heeft haar berekeningen op 5 maart 2020 toegezonden aan het gerechtshof met een afschrift daarvan aan de advocaat van klaagster. Tijdens de mondelinge behandeling is aan partijen tot 4 april 2020 de gelegenheid gegeven om een onderlinge regeling te treffen. Partijen hebben het gerechtshof op 3 april 2020 bericht dat geen regeling tot stand was gekomen.

1.3    Op 20 april 2020 heeft de advocaat van klaagster verweerster bericht dat zij mogelijk klachtwaardig had gehandeld doordat zij het gerechtshof onjuist had geïnformeerd. Zij schreef onder meer het volgende :

“Afgelopen week heeft cliënte namelijk geconstateerd dat uw cliënt het hof onjuist heeft geïnformeerd, althans relevante informatie heeft achtergehouden. Het betreft de woonlasten van uw cliënt. Bij productie H-28 heeft uw cliënt het hof geïnformeerd over zijn woonlasten.(….) Hierbij verzoek ik u conform gedragsregel 21 om toestemming om het hof hierover te informeren.”

Verweerster heeft op 21 april 2020 geantwoord dat haar cliënt nimmer de intentie heeft gehad het hof onjuist te informeren. De advocaat van klaagster antwoordde op 22 april 2020 dat de achtergehouden informatie relevant was voor de berekening van de draagkracht en verzocht nogmaals om toestemming om deze informatie aan het hof te verstrekken.

1.4    Verweerster heeft op 24 april 2020 aan de hand van nieuwe gegevens van haar cliënt een nieuwe draagkrachtberekening per 1 januari 2020 opgesteld en aan de advocaat van klaagster toegezonden. De advocaat van klaagster schreef per e-mail van 4 mei 2020 het volgende aan verweerster :

“ Hierbij deel ik u mede dat het hof niet zal worden geïnformeerd over de woonlastenverlaging. Dat wil niet zeggen dat deze gegevens niet relevant zijn. De woonlastenverlaging geeft mogelijk zelfs aanleiding voor een nieuwe procedure. Ik ben met cliënt in overleg over het doen van een eventueel voorstel voor een minnelijke regeling. Indien ik u daarover kan informeren, neem ik contact met u op. “

1.5    De advocaat van klaagster heeft zich op 10 juni 2020 onttrokken als advocaat van klaagster.

1.6    Klaagster schreef per e-mail van 10 juni 2020 rechtstreeks het volgende aan verweerster :

“Ik verzoek u hierbij nog 1 maal, uiterlijk vandaag vóór 17.00 uur, toestemming te verlenen om het Hof te informeren over de door u, namens uw cliënt, onjuist en onvolledig verstrekte informatie.”

Klaagster verzocht verweerster per email van 3 juli 2021 opnieuw om toestemming om het gerechtshof te informeren over de onjuiste informatie, bij gebreke waarvan zij een tuchtklacht zou indienen.

1.7    Op 9 juli 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.8    Op 28 juli 2020 heeft het gerechtshof haar eindbeschikking gewezen.

 

2    KLACHT

1.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft in strijd met de waarheidsplicht het gerechtshof onjuiste informatie toegezonden dan wel relevante informatie achtergehouden;

b)    Verweerster heeft de advocaat van klaagster geen toestemming verleend om het gerechtshof te infomeren over de onjuiste informatie.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Klaagster verwijt verweerster het gerechtshof bewust onjuist te hebben geïnformeerd, althans informatie te hebben achtergehouden. Verweerster stelt hier tegenover dat de inhoud van de email van de advocaat van klaagster van 20 april 2020 haar niet bekend was. Zij heeft hierna overleg met haar cliënt gevoerd, waaruit bleek dat het aan de aandacht van haar cliënt was ontsnapt dat een levensverzekering op zijn naam en gekoppeld aan de hypotheek in augustus 2019 was vrijgevallen en in mindering was gebracht op de hypothecaire geldlening waardoor de maandelijkse hypothecaire last per 1 september 2019 voor hem was verminderd. Verweerster heeft vervolgens op grond van de nieuwe gegevens van haar cliënt een nieuwe draagkrachtberekening opgesteld en aan de advocaat van klaagster toegezonden. Verweerster had de op 5 maart 2020 aan het gerechtshof toegezonden draagkrachtberekeningen opgesteld aan de hand van haar cliënt ontvangen informatie. Verweerster mocht daarbij uitgaan van de juistheid van de van haar cliënt ontvangen informatie. Dat haar cliënt, zoals achteraf is gebleken, op dat moment heeft verzuimd verweerster te infomeren over de verlaging van zijn hypothecaire maandlasten per 1 september 2019 valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Dat verweerster het gerechtshof onjuist heeft geïnformeerd terwijl zij wist, althans behoorde te weten, dat de door haar verstrekte informatie onjuist was, is uit de overgelegde stukken niet gebleken. Bovendien heeft verweerster, toen bleek, dat de eerder door haar cliënt aan haar verstrekte informatie onjuist, althans onvolledig, was, de door haar opgestelde draagkrachtberekening aangepast en aan de advocaat van klaagster toegezonden. Uit de e-mail van de advocaat van klaagster van 24 april 2020 aan verweerster volgt dat de advocaat van klaagster zelf heeft besloten de aangepaste informatie niet toe te sturen aan het gerechtshof. Op grond van het bovenstaande valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster te maken valt. 

Ad klachtonderdeel b)

4.3    De voorzitter volgt klaagster evenmin in haar stelling dat verweerster heeft geweigerd om het gerechtshof te informeren over de onjuiste, althans onvolledige, informatie van haar cliënt. Verweerster heeft immers op grond van de nieuwe informatie een nieuwe draagkrachtberekening  per 1 januari 2020 opgesteld en aan de advocaat van klaagster toegezonden. Zij heeft de advocaat van klaagster erop gewezen dat ook uit deze draagkrachtberekening volgt dat haar cliënt geen hoger bedrag aan alimentatie kan betalen dat het vastgestelde bedrag. De advocaat van klaagster heeft vervolgens zelf besloten de informatie niet door te sturen aan het gerechtshof. Ook ten aanzien van dit onderdeel van de klacht valt niet in te zien welk verwijt verweerster valt te maken.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 april 2021.

 

griffier                                                                    voorzitter

 

Verzonden d.d. 26 april 2021