Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:87

Zaaknummer

210063

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Klager heeft veel stukken en e-mails over zijn problemen met de gemeente aan de deken toegezonden. Ondanks al deze overgelegde stukken is onvoldoende duidelijk welk gedrag klager de gemeente nu concreet verwijt, terwijl deze informatie nodig is om inzicht te krijgen in de juridische haalbaarheid ervan. De deken heeft dan ook terecht kunnen concluderen dat hij niet kan vast stellen of een procedure tegen de gemeente redelijke kans van slagen heeft. Het beklag wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

BESLISSING       

    van 17 mei 2021

    in de zaak 210063

    

    naar aanleiding van het beklag van:

       

    klager

    

    tegen:

    

    de deken

 

1    HET BEKLAG

1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van

12 februari 2021. Klager heeft een beklag d.d. 12 februari 2021 met bijlage tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is per e-mailbericht op 12 februari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier:

-    e-mailberichten van klager d.d. 13 februari en 15 februari 2021 met bijlagen;

-    e-mailberichten van de griffie van het hof van 15 februari en 22 februari 2021;

-    e-mailberichten van klager d.d. 1 maart, 3 maart en 4 maart 2021;

-    het e-mailbericht met bijlagen van de deken van 5 maart 2021;

-    e-mailberichten van klager van 8 maart en 23 maart 2012 met bijlage.

2.3    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    In een e-mail van 14 december 2020 heeft klager de deken verzocht om [naam advocatenkantoor] te bewegen namens hem een procedure te starten tegen de gemeente Gouda op basis van een toevoeging en aan hem een advocaat aan te wijzen om een procedure tegen de Rabobank te starten.

3.2    In een e-mail van 22 december 2020 heeft de stafjurist van de deken namens de deken gereageerd. De deken heeft uit het verzoek van klager afgeleid dat zijn aanwijzingsverzoek betrekking heeft op een tweetal zaken te weten een zaak tegen de gemeente Gouda en een zaak tegen de Rabobank. Ten aanzien van de zaak tegen de Rabobank heeft de deken klager verwezen naar de deken Midden-Nederland, aangezien dat de bevoegde deken is om dit verzoek in behandeling te nemen. Ten aanzien van de zaak tegen de gemeente Gouda heeft de deken bij klager aanvullende informatie opgevraagd om het aanwijzingsverzoek te kunnen beoordelen. De deken heeft klager verzocht stukken te verstrekken waaruit de schade blijkt die klager door de handelwijze van de gemeente zou hebben geleden. Daarnaast heeft de deken verzocht om minimaal vijf schriftelijke afwijzingen van advocaten te overleggen waaruit blijkt dat zij het verzoek van klager om hem in deze kwestie bij te staan afwijzen en een antwoord op de vraag of [naam advocaat] bereid is zijn belangen te behartigen in deze kwestie.

3.3    In een aantal e-mails met bijlagen van diezelfde dag heeft klager op de voornoemde e-mail van 22 december 2020 van de deken gereageerd. In een e-mail van 8 januari 2021 heeft de stafjurist van de deken aan klager bericht dat het de deken nog onvoldoende duidelijk is welk gedrag hij de gemeente Gouda verwijt. In een e-mail van 10 januari 2021 met bijlagen heeft klager hierop gereageerd.

3.4    Naar aanleiding van de toegezonden bijlagen heeft de stafjurist van de deken in een e-mail van 18 januari 2021 aan klager nogmaals een aantal vragen over de kwestie gesteld. Zo heeft zij gevraagd of het klopt dat de hele kwestie is begonnen met een aanvraag voor bijstand bij het Regionaal Bureau voor Zelfstandigen (RBZ). Verder vraagt de stafjurist of daar een besluit van is en wanneer dat is genomen.

3.5    In e-mails van 18 januari en 21 januari 2021 heeft klager op de vragen van de deken gereageerd. Klager bevestigt dat het om een aanvraag bij het RBZ gaat en dat er in december 2017 op zijn aanvraag een negatief besluit is genomen. In dat besluit was volgens klager echter bewust belangrijke informatie weggelaten.

3.6    In een e-mail van 25 januari 2021 heeft de stafjurist van de deken klager weer een aantal vragen over de kwestie tegen de gemeente Gouda gesteld. Zo heeft de stafjurist om het bewuste besluit uit december 2017 verzocht. Ook heeft zij gevraagd of er over het besluit is geprocedeerd bij de bestuursrechter en zo ja, dan verzoekt zij ook om de stukken daarvan. De deken is van mening dat het aanwijzingsverzoek nog niet kan worden beoordeeld omdat relevante informatie ontbreekt.

3.7    In een aantal e-mailberichten met bijlagen van diezelfde dag en van 1 februari, 4 februari,

5 februari, 8 februari en 10 februari 2021 heeft klager (hierop) gereageerd. De bestuursrechter is er niet aan te pas gekomen omdat de termijnen waren verstreken en het besluit had klager weggegooid. Klager heeft daarbij nogmaals aangegeven dat er in het besluit destijds informatie is weggelaten en destijds onjuist is geïnformeerd over de aanvraag en ten onrechte aan het lijntje is gehouden. Hij heeft het besluit opgevraagd bij de gemeente en wacht nog op stukken. Ook daarvoor heeft hij een advocaat nodig.

3.8    De deken heeft op 12 februari 2021 een afwijzende beslissing aan klager gestuurd. De deken stelt zich op het standpunt dat hoewel er meerdere malen is gevraagd om het verzoek om aanwijzing van een advocaat aan te vullen, hij moet constateren dat klager niet, althans onvoldoende concreet heeft kunnen maken wat de juridische inzet van de procedure jegens de gemeente Gouda zou zijn.

 

4    BEOORDELING

Beklag

4.1    Klager voert, kort gezegd, het volgende aan. Hij vindt het onbegrijpelijk dat de deken geen advocaat toewijst voor alle wanprestaties die de gemeente Gouda tegen hem heeft gepleegd. Hij heeft al twee maanden lang informatie verschaft. De deken is ervan op de hoogte wat de gemeente hem allemaal heeft aangedaan. Door de gemeente zit hij al vier jaar zonder inkomsten. Hij heeft de gemeente daarvoor aansprakelijk gesteld. Die brief heeft de deken ook in zijn bezit. In september 2019 heeft er mediation met de gemeente plaatsgevonden en heeft de gemeente een compensatie van € 40.000 tot € 50.000 aangeboden. Hij vond dat te laag. Naar het hof begrijpt bedoelt klager hiermee te zeggen dat zijn zaak tegen de gemeente niet kansloos is. Hij zoekt een advocaat of een mediator om uit de impasse met de gemeente te komen. Klager stelt voldoende tekst en uitleg te hebben gegeven over de conflicten met de gemeente Gouda en is van mening dat de deken ten onrechte aan hem toewijzing van een advocaat ontzegt. Klager had verwacht hulp te krijgen van de deken en geen botte afwijzing, aldus klager.

Verweer deken

4.2    De deken stelt dat hij meerdere pogingen heeft ondernomen om bij klager te achterhalen wat de juridische inzet van de procedure jegens de gemeente Gouda zou zijn. Klager heeft dit niet, althans onvoldoende concreet kunnen maken. De deken is van mening dat hij aldus niet heeft kunnen beoordelen of de zaak tegen de gemeente Gouda enige kans van slagen heeft en daarom het verzoek van klager heeft afgewezen. 

Toetsingskader

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.3    Naar het oordeel van het hof heeft de deken het aanwijzingsverzoek van klager, voor zover dat ziet op het voeren van een procedure tegen de gemeente Gouda, terecht kunnen afwijzen omdat op grond van de beschikbare informatie niet kan worden vastgesteld of een dergelijke procedure een redelijke kans van slagen heeft. De deken heeft aan klager in meerdere e-mails vragen gesteld over de inhoud van de zaak om te kunnen bepalen of de zaak een zodanige kans van slagen heeft. De deken heeft kunnen achterhalen dat de kwestie met de gemeente is begonnen met afwijzing op een aanvraag voor een lening bij het RBZ. Klager is van mening dat de gemeente daarbij fouten heeft gemaakt waardoor hij zonder inkomsten zit. Er zijn echter geen, althans onvoldoende, stukken waaruit blijkt dat de gemeente bij het door haar genomen besluit fouten heeft gemaakt. Dat volgt ook niet zonder meer uit het voorstel tot arbeidsinschakeling dat de gemeente op

12 september 2019 aan klager heeft gedaan, maar klager kennelijk heeft afgewezen. Voor zover klager de mediation of de gesprekken met de gemeente weer wil vlot trekken heeft hij daar geen advocaat voor nodig. Het is niet duidelijk geworden door welke concrete handeling(en) van de gemeente Gouda klager schade zou hebben geleden en waar die schade uit bestaat. Klager heeft veel stukken en e-mails over de zaak aan de deken toegezonden. Ondanks al deze overgelegde stukken is onvoldoende duidelijk welk gedrag klager de gemeente nu concreet verwijt, terwijl deze informatie nodig is om inzicht te krijgen in de juridische haalbaarheid ervan. De deken heeft dan ook terecht kunnen concluderen dat hij niet kan vast stellen of een procedure tegen de gemeente Gouda redelijke kans van slagen heeft.

4.4    Het beklag tegen de beslissing d.d. 12 februari 2021 van de deken om geen advocaat aan te wijzen in de zin van artikel 13 Advocatenwet zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5    BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 12 februari 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.M. van Amsterdam en L.H. Rammeloo, leden, en mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2021.

griffier     voorzitter   

De beslissing is verzonden op 17 mei 2021.