Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-02-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:98

Zaaknummer

20-950

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft gemotiveerd en steekhoudend verweer gevoerd tegen de verschillende klachtonderdelen die de kwaliteit van de door haar verleende dienstverlening betreffen. Deze verwijten zijn door klager niet voldoende met concrete feiten onderbouwd, ook niet alsnog in repliek. Klager heeft evenmin concreet onderbouwd dat het aantal door verweerster gedeclareerde uren niet in redelijke verhouding stonden tot de door verweerster verrichte werkzaamheden, zodat de voorzitter niet kan vaststellen dat verweerster excessief zou hebben gedeclareerd. Kennelijk ongegrond.  

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2021

in de zaak 20-950/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 2 december 2020 met kenmerk Z 1101897/MV/SD, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de in de dekenbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Vanaf 24 juli 2018 heeft verweerster klager bijgestaan in zijn echtscheidingsprocedure. Ook advocaat mr. S is bij deze zaak van klager betrokken.

1.2    Verweerster heeft namens klager bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De wederpartij heeft in het verweerschrift ook zelfstandige verzoeken gedaan. Verweerster heeft daarop inhoudelijk namens klager gereageerd.

1.3    Op 10 augustus 2018 heeft verweerster namens klager de wederpartij in kort geding gedagvaard voor een zitting op 20 augustus 2018.

1.4    Op 16 augustus 2018 om 13:18 uur heeft verweerster aan klager een conceptbrief voor de advocaat van de wederpartij met akte eisvermindering ter goedkeuring voorgelegd. In die conceptbrief heeft verweerster onder meer laten weten dat de wederpartij bij klager de nodige goodwill had verspeeld en aangegeven dat klager om die reden geen vertrouwen had in de door de wederpartij gedane toezeggingen in de e-mail van 10 augustus 2018. In zijn e-mail daarna van 14:20 uur heeft klager aan verweerster gevraagd om haar conceptbrief op een aantal punten aan te scherpen, waarna klager vervolgens om 15:18 uur met verzending van de aangepaste versie heeft ingestemd. Verweerster heeft de brief die middag om 15:32 uur aan de advocaat van de wederpartij gestuurd. Dit heeft tussen partijen niet tot een vergelijk geleid.

1.5    Verweerster heeft de belangen van klager behartigd tijdens de zitting in kort geding op 20 augustus 2018. Klager was daar zelf niet bij aanwezig. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van klager afgewezen. In het vonnis is opgenomen dat de wederpartij toezeggingen heeft gedaan om zich jegens klager van bepaalde zaken te onthouden.

1.6    Op 28 januari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij klager, verweerster en mr. S en de wederpartij met advocaat aanwezig waren. Dit heeft niet geresulteerd in een minnelijke regeling.

1.7    Verweerster heeft voor haar werkzaamheden in de periode vanaf juli 2018 tot en met februari 2019 in totaal € 30.319,96 aan klager gedeclareerd.

1.8    Op verzoek van klager heeft verweerster begin maart 2019 de zaak aan mr. S overgedragen.

1.9    Op 17 maart 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    ondeskundig te zijn op het gebied van familierecht en desondanks zijn zaak aan te nemen;

b)    slecht te communiceren en geen duidelijk plan van aanpak voor de echtscheiding te hebben, ondanks zijn herhaaldelijk verzoek daartoe;

c)    zichzelf te overschatten en ijdel te gedragen tegenover de (advocaat van de) wederpartij waardoor partijen scherper tegenover elkaar kwamen te staan en procederen nodig was, met alle kosten van dien voor klager;

d)    zich slecht voor te bereiden en in te lezen in het kader van een poging tot overleg/mediation met de wederpartij, waardoor deze poging mislukte met alle bijkomende kosten van dien voor klager;

e)    onnodig en zonder resultaat een kort geding aan te spannen en klager voor die werkzaamheden wel te uren in rekening te brengen;

f)    excessief te declareren, terwijl klager het grootste deel van de werkzaamheden zelf heeft gedaan en verweerster wist dat klager haar declaraties van zijn laatste spaargeld moest betalen.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Klachtonderdeel a)

3.2    Verweerster betwist dat zij vanwege onvoldoende deskundigheid de zaak van klager niet had mogen aannemen. Zij wijst daarbij op haar 33 jarige ervaring op het gebied van familierecht. Verder stelt zij aan de door de Raad voor Rechtsbijstand gestelde vereisten te voldoen om familierechtzaken te mogen behandelen. Waar nodig overlegt zij, ook in complexe zaken, met collega’s. Met instemming van klager heeft zij al in een vroeg stadium advocaat mr. S bij zijn zaak betrokken. De achtergrond daarbij was dat de wederpartij van klager emotioneel reageerde op de interventie van verweerster in de zaak van klager. Verweerster kende klager en de wederpartij al jaren privé .

Klachtonderdeel b)

3.3    Verweerster betwist dat zij slecht met klager heeft gecommuniceerd en geen duidelijk plan van aanpak had. Elke stap in de procedure heeft zij vooraf met klager besproken. Ook heeft zij concepten van stukken en brieven aan hem gestuurd en om zijn goedkeuring daarmee gevraagd. Vanwege de precaire situatie met mogelijke interesse van de pers en de volgens klager ‘gevaarlijke’ wederpartij die het financiële beheer van partijen altijd had gedaan, heeft klager erop aangedrongen dat verweerster zijn echtscheiding zeer voorzichtig moest aanpakken. Klager liet weten een snelle echtscheiding te willen, zodat daarna hopelijk met een convenant tot een zakelijke afwikkeling kon worden gekomen. Na indiening van het (korte) verzoekschrift namens klager reageerde de wederpartij met een verweerschrift met daarin ook zelfstandige verzoeken, waaronder betaling van partneralimentatie en betaling van een flink bedrag aan contanten door klager. Daarop diende verweerster namens klager inhoudelijk en met stukken onderbouwd te reageren. Dat gebeurde in nauw overleg met klager die daarvoor de nodige informatie moest aanleveren. Doordat de situatie door de opstelling van de wederpartij anders liep dan klager had gehoopt, heeft zij voortdurend in nauw overleg met klager de aanpak van de zaak aangepast aan de dan ontstane situatie.

Klachtonderdeel c)

3.4    Verweerster herkent zichzelf niet in de kwalificatie ijdelheid. Klager en zij kennen elkaar al jaren privé en ook heeft zij vanaf 2005 zaken voor zijn toenmalige bedrijf behandeld. In juli 2018 heeft klager haar gevraagd om zijn echtscheiding in gang te zetten. Zijn intentie daarbij was om met de wederpartij tot financiële genoegdoening te komen. Complicerende factoren waren daarbij de link van partijen met Spanje waar diverse bankrekeningen werden aangehouden, de duistere zaken die volgens de wederpartij speelden en de wens van klager om alles uit de pers te houden. De hoop van klager om tot een convenant te komen is toen niet gerealiseerd, omdat de wederpartij daartoe niet bereid bleek. In eerste aanleg is partneralimentatie afgewezen, maar daartegen is door de wederpartij hoger beroep ingesteld. Verweerster is er niet mee bekend of alsnog een convenant tussen partijen is gesloten.

Klachtonderdeel d)

3.5    Er heeft geen mediation maar een vijfgesprek plaatsgevonden, waarbij klager werd bijgestaan door verweerster en mr. S en de wederpartij door een advocaat. De wederpartij liet aan klager de keus tussen een harde of een zachte exit, waarbij door de wederpartij ook vermeende fraude door klager werd betrokken. Klager zag daarin een poging tot chantage waarna voortzetting van het gesprek niet meer mogelijk was. Het mislukken van dit gesprek was het gevolg van de opstelling van partijen en had niets te maken met de vermeende onvoldoende voorbereiding van de kant van verweerster. Samen met klager en mr. S is daarna besloten dat verweerster geen andere keuze had dan de zaak ter beoordeling aan de rechter voor te leggen. 

Klachtonderdeel e)

3.6    De gezondheid van klager stond aan een gesprek met de wederpartij in de weg. De ook tussen partijen escalerende situatie bracht mee dat in het belang van klager in kort geding voorzieningen - met geboden en verboden - moesten worden gevraagd. Klager geloofde niet in de toezeggingen van de wederpartij voorafgaand aan het kort geding. Omdat klager een deadline had lopen in verband met de oplevering van de woning met het risico om anders een boete te verbeuren, hebben verweerster en klager na afweging van alle voors en tegens besloten om het kort geding voort te zetten. Tijdens de zitting was verweerster namens klager aanwezig. De voorzieningenrechter vond dat partijen eerst in gesprek moesten gaan, maar heeft als stok achter de deur de door de wederpartij gedane toezeggingen in het vonnis opgenomen. Het kort geding is met instemming van klager en ook gezien de uitkomst ervan niet onnodig gevoerd. Dat daarna de wederpartij, en vervolgens ook klager, zich niet aan de toezeggingen hielden, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten.

Klachtonderdeel f)

3.7    De opdrachtbevestiging van 24 juli 2018 heeft verweerster persoonlijk aan klager  overhandigd, evenals alle declaraties met urenspecificaties. In de opdrachtbevestiging staan de gemaakte afspraken, waaronder haar uurtarief, vermeld en daarin wordt verwezen naar de toepasselijke algemene voorwaarden. Klager was met deze werkwijze bovendien al jarenlang bekend. Op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden, die ook staan vermeld op de achterzijde van elke brief en declaratie, had klager binnen veertien dagen na ontvangst van de declaratie kunnen reclameren, maar dat heeft hij nooit gedaan. Verweerster heeft iedere maand gespecificeerde declaraties aan klager gestuurd die prompt door hem werden betaald. De houding van de wederpartij in de procedure heeft ertoe geleid dat verweerster meer werkzaamheden voor klager moest verrichten dan aanvankelijk door klager was gehoopt. Het totaal gedeclareerde bedrag betrof haar werkzaamheden voor twee procedures, omzetbelasting en verschotten en de kosten voor de werkzaamheden – tot de overdracht van de zaak aan haar – door mr. St. Wat mr. St over de hoogte van de declaraties heeft gezegd, is niet relevant. Klager komt pas een jaar na overdracht van de zaak hiermee aanzetten en dat is te laat.

 

4    BEOORDELING

Klachtonderdelen a) tot en met e)

4.1    In deze klachtonderdelen staat centraal of verweerster de echtscheidingszaak van klager heeft behandeld met voldoende zorg ten opzichte van de belangen van klager, als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

4.2    De voorzitter hanteert hierbij als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht

4.3    Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

4.4    Verweerster heeft gemotiveerd en steekhoudend verweer gevoerd tegen de onder a) tot en met e) genoemde verwijten. Deze verwijten zijn door klager niet voldoende met concrete feiten onderbouwd. Ook bij repliek heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan de zijde van verweerster sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen bij de behandeling van zijn echtscheidingszaak. Wederom zijn de onderhavige klachtonderdelen door klager niet nader onderbouwd, hetgeen gelet op het gemotiveerde verweer van verweerster wel van klager verwacht mocht worden. De juistheid van deze verwijten en daarmee de gegrondheid ervan is dan ook voor de voorzitter niet komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de voorzitter de klachtonderdelen a) tot en met e) kennelijk ongegrond zal verklaren.

Klachtonderdeel f)

4.5    Voor zover klager beoogt te klagen over de hoogte van de declaraties van verweerster merkt de voorzitter op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet bevoegd is om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele of de geschillenprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren.

4.6    Dat klager nooit een opdrachtbevestiging heeft gehad en daardoor niet bekend was met het door verweerster gehanteerde en aan hem gedeclareerde uurtarief komt de voorzitter niet erg aannemelijk voor. Niet alleen heeft verweerster onbetwist verklaard dat zij al jarenlang als advocaat op dezelfde wijze werkzaamheden voor klager heeft verricht, maar daarnaast heeft klager de declaraties van verweerster zonder problemen betaald. Vast staat dat bij de declaraties urenspecificaties zaten ter onderbouwing van het gedeclareerde bedrag. Daaruit had klager het door verweerster gehanteerde uurtarief kunnen afleiden. Voor zover klager het daarmee toen niet eens was geweest of vragen had gehad over de door verweerster gewerkte uren of melding had willen maken van zijn beperkte financiële middelen, dan had het op zijn weg gelegen om binnen een redelijke termijn na ontvangst van de declaratie daarover contact met verweerster op te nemen. Dat hij dat toen heeft gedaan, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken.

4.7    Nu klager, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster, verder ook niet concreet heeft onderbouwd dat het aantal door haar gedeclareerde uren niet in redelijke verhouding staan tot de door verweerster verrichte werkzaamheden, kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster excessief heeft gedeclareerd. De onvrede van klager met het behaalde resultaat in (voornamelijk) de kortgedingprocedure leidt niet tot een ander oordeel. Immers, niet het behaalde resultaat of de mening van een cliënt daarover is leidend maar, zoals gezegd, de vraag of het aantal gedeclareerde uren in redelijke verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden.

4.8    Verweerster heeft aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld, zodat de voorzitter ook klachtonderdeel f) kennelijk ongegrond zal verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht in alle klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.  M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2021.

 

Griffier                                                                                   Voorzitter

 

Verzonden d.d. 15 februari 2021