Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2021:85

Zaaknummer

21-190/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing, ook in 21-196/DH/DH en 21-193/DH/DH. Klacht tegen drie aan de wederpartij verbonden advocaten onvoldoende onderbouwd en daarom kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 14 april 2021

in de zaken 21-190/DH/DH, 21-196/DH/DH en 21-193/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde: mr. M.A.M. Lem

over:

1.    mr. (…)            21-190/DH/DH

2.    mr. (…)            21-196/DH/DH

3.    mr. (…)            21-193/DH/DH

allen advocaat te (…)

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 2 februari 2021, door de raad ontvangen op 5 februari 2021, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Mrs. [verweerster 1], , [verweerster 2], [verweerder 3] en (…) S(…) (hierna: (…)) zijn werkzaam als advocaat in loondienst bij NN Personeel N.V. (hierna: NN).

1.2    NN heeft sinds 2015 een aantal reorganisaties doorgevoerd, waarbij het dienstverband met een aantal werknemers is geëindigd.

1.3    Mr. Lem heeft een aantal van deze werknemers bijgestaan, waaronder klager.

1.4    Op 31 maart, 6 en 9 april 2020, aangevuld bij schrijven van 11 juni 2020, heeft mr. Lem namens zichzelf en een aantal van haar cliënten bij de deken een klacht ingediend over verweerders en S(…).

1.5    De voorzitter beoordeelt in de onderhavige beslissing alleen de klacht voor zover gericht tegen (verweerders 1, 2 en 3).

1.6    Klager heeft geprocedeerd bij de Beroepscommissie Sociaal Plan NN (hierna: de Beroepscommissie). Bij beslissing van 23 april 2020 heeft de Beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaard en NN geadviseerd te erkennen dat in relatie tot klager ten onrechte procedureregels buiten toepassing zijn gelaten.

1.7    Op 3 juli 2020 heeft S(…) een e-mail gestuurd aan mr. Lem met de volgende inhoud:

“Na bestudering van de kort geding dagvaarding en in navolging van de brief van de heer C(…) van 23 juni jl. verstuurd aan uw cliënt bericht ik u als volgt.

NN heeft in haar brief uw cliënt de mogelijkheid geboden om een assessment af te leggen, om zodoende de plaatsingsprocedure genoemd in artikel 1.3 van het Sociaal Plan uit te voeren conform de in dat artikel beschreven wijze. Hiermee geeft NN gehoor aan de uitspraak van de Beroepscommissie van 23 april 2020. NN heeft voor een extern  assessment gekozen om de objectiviteit van de plaatsingsprocedure te waarborgen.

NN heeft echter moeten constateren dat de uitnodiging tot het afleggen van een assessment niet bij uw cliënt in goede aarde blijkt te vallen. Derhalve heeft NN besloten uw cliënt eenmalig het hierna genoemde aanbod te doen ter uitvoering van de uitspraak van 23 april 2020. NN biedt uw cliënt aan om de plaatsingsprocedure genoemd in artikel 1.3 van het Sociaal Plan volledig opnieuw te doorlopen, op basis van de volgende stappen:

•    Er wordt een plaatsingscommissie samengesteld bestaande uit mevrouw B(…), Senior HR Business  Partner, mevrouw B(…), Senior Corporate Recruiter, en de heer M(…), Head Record to Report;

•    Uw cliënt wordt uitgenodigd voor een plaatsingsgesprek met de heer M(…) en mevrouw B(…);

•    Aan de hand van het functieprofiel behorend bij de functie van Business Control level 3 (Hay level 17) zal een plaatsingsformulier worden opgesteld. Dit formulier zal voorafgaande aan het gesprek naar uw cliënt worden gestuurd;

•    Naast het gesprek zullen de eerdere beoordelingen van uw cliënt worden meegewogen bij de beoordeling of de functie passend is;

•    De plaatsingscommissie zal daarop een goed gemotiveerd en schriftelijk besluit nemen over de passendheid van de functie van Business Control level 3 voor uw cliënt en zal uw cliënt hierover informeren tezamen met het ingevulde plaatsingsformulier;

•    Indien de plaatsingscommissie de functie passend acht voor uw cliënt, dan zal hij alsnog worden geplaatst op de functie van Business Control level 3;

•    Indien de plaatsingscommissie de functie niet passend acht voor uw cliënt, dan kan hij tegen dit besluit bezwaar maken en vervolgens in beroep gaan conform de in het Sociaal Plan genoemde wijze.

NN verneemt graag van u per omgaande of uw cliënt van dit aanbod gebruik wenst te maken.”

1.8    Op 16 juli 2020 heeft de kantonrechter vonnis gewezen in een door [klager] tegen NN ingesteld kort geding. De vordering van [klager] is afgewezen.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerders het volgende.

a)    Verweerders hebben laten blijken dat zij zich niet zullen conformeren aan het unanieme en bindende advies van de Beroepscommissie.

2.2    Verweerders zijn volgens klager op de hoogte gebracht van het unanieme advies van de Beroepscommissie van 23 april 2020. NN is gebonden aan de inhoud van dat advies. Ten overstaan van de rechter is door verweerders ook verklaard dat de procedureregels van artikel 1.3 van Sociaal Plan 2019-2021 geheel conform artikel 9 en 13 van de  Ontslagregeling zijn en dat de herplaatsing van werknemers betrokken bij een reorganisatie steeds op de voorgeschreven wijze moet plaatsvinden. Omdat klager een beroep heeft gedaan op de toepasselijkheid van het unanieme advies van de Beroepscommissie aangaande de gewijzigde functie, hebben verweerders echter geprobeerd om achter de rug klager en zijn advocaat om  het advies alsnog naar de hand  van NN te zetten. Die handelwijze is klachtwaardig in de zin van artikel 10a en artikel 46  Advocatenwet.

2.3    Volgens klager hebben verweerders er bewust en opzettelijk alles aan gedaan om te proberen te ontkomen aan het bindend advies.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaten van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2    Volgens verweerders heeft de Beroepscommissie het subsidiaire standpunt van klager gevolgd en klager hier in het gelijk gesteld. Volgens verweerders is NN het niet eens met de uitspraak van de Beroepscommissie, maar heeft NN wel aan het bindende advies voldaan. Zo is bij brief van 23 juni 2020 aan klager een onafhankelijk en extern assessment aangeboden. Klager heeft dit aanbod niet geaccepteerd, waarna NN heeft aangeboden om de procedure voor gewijzigde functies opnieuw te doorlopen. Ook hier heeft klager niet mee ingestemd. Klager heeft vervolgens een kort geding gestart. Strekking van de vordering was dat NN schriftelijk zou erkennen dat zij de procedureregels van het Sociaal Plan buiten toepassing heeft gelaten. Deze vordering is afgewezen.

4.3    De voorzitter overweegt dat het standpunt van verweerders steun vindt in de e-mail van S(…) van 3 juli 2020. Klager heeft ook niet weersproken dat verweerders naar aanleiding van het bindend advies een assessment hebben aangeboden en, vervolgens, het opnieuw doorlopen van de procedure voor gewijzigde functies. De voorzitter zal gelet hierop als vaststaand aannemen dat verweerders namens NN gevolg hebben gegeven aan de uitspraak van de Beroepscommissie. Gelet hierop heeft klager zijn stelling dat verweerders alles in het werk hebben gesteld om geen gevolg te geven aan het bindend advies onvoldoende feitelijk onderbouwd. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2021.