Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-02-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:98

Zaaknummer

200263

Inhoudsindicatie

 De klacht van klaagster is gericht tegen twee advocaten, beiden afkomstig uit verschillende arrondissementen, die vanwege inhoudelijke samenhang beiden zijn behandeld door dezelfde deken. De deken verzoekt de voorzitter van het hof de klacht tegen verweerster voor verdere behandeling te verwijzen naar dezelfde Raad als waar de klacht tegen de andere advocaat behandeld zal worden. Gelet op de kennelijke onderlinge samenhang tussen de klachten tegen de bedoelde advocaten en het verzoek van de deken, die de klachten tegen bedoelde advocaten al heeft onderzocht, zal het hof op grond van het bepaalde in artikel 46aa lid 5 van de Advocatenwet de klacht van klaagster tegen verweerster verwijzen naar dezelfde Raad als de raad die bevoegd is de klacht van de andere advocaat in behandeling te nemen. 

Uitspraak

BESLISSING

van de plaatsvervangend voorzitter van

het Hof van Discipline

van 16 februari 2021

in de zaak met nummer 200263

in de zaak van:

klaagster

tegen:

verweerster

 

1    HET VERZOEK

De plaatsvervangend voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 23 november 2020 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken). Hierin bericht de deken de voorzitter van het hof dat klaagsters klacht van 11 mei 2020 is gericht tegen zowel verweerster (ten aanzien van welke klacht de deken in het arrondissement Midden-Nederland bevoegd is) als tegen een advocaat in het arrondissement Amsterdam, te weten [naam advocaat], en dat beide klachten vanwege de inhoudelijke samenhang en in overleg met partijen inmiddels zijn behandeld door de deken in het arrondissement Amsterdam. De deken verzoekt het hof gelet hierop om klaagsters klacht tegen verweerster voor verdere behandeling te verwijzen naar de Raad van Discipline Amsterdam en hem aan te wijzen om het dossier gevoegd met de klacht tegen [naam advocaat] door te zenden naar de Raad van Discipline Amsterdam.

 

2    DE BEOORDELING

Gelet op de kennelijke onderlinge samenhang tussen de klachten tegen de bedoelde advocaten en het verzoek van de deken, die de klachten tegen bedoelde advocaten al heeft onderzocht, zal het hof op grond van het bepaalde in artikel 46aa lid 5 van de Advocatenwet de klacht van klaagster tegen verweerster verwijzen naar de raad in het ressort waar [naam advocaat] kantoor houdt. De plaatsvervangend voorzitter zal hiertoe beslissen.

3    BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline:

-    wijst voor behandeling van voormelde klacht van klaagster tegen verweerster aan de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam.

 

Deze beslissing is gewezen op 16 februari 2021 door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter.

Plaatsvervangend voorzitter

De beslissing is verzonden op 18 februari 2021.